10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.31: Delen van het huis

Partes de la casa

A1.31: Delen van het huis

Leerdoelen:

  • Las habitaciones en una casa (De kamers in een huis)
  • Describe las diferentes partes de tu casa (Beschrijf de verschillende delen van je huis)
  • Haber (Hay) + artículo indeterminado (Haber (Hay) + onbepaald lidwoord)
  • Las Casas de Gaudí (De huizen van Gaudí)

Leermodule 5 (A1): En casa (Thuis)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Werkwoordvervoegingstabellen

Limpiar (schoonmaken)

Oefeningen en voorbeeldzinnen

  • yo limpio ik maak schoon
  • tú limpias jij maakt schoon
  • él/ella limpia hij maakt schoon
  • nosotros/nosotras limpiamos wij maken schoon
  • vosotros/vosotras limpiáis jullie maken schoon
  • ellos/ellas limpian zij maken schoon

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Limpiar (Presente, indicativo)

1. Yo ... mi habitación todos los días.

Yo limpio mi habitación todos los días.
(Ik maak elke dag mijn kamer schoon.)

2. Él ... su escritorio antes de trabajar.

Él limpia su escritorio antes de trabajar.
(Hij maakt zijn bureau schoon voordat hij aan het werk gaat.)

3. Tú ... el coche cada semana.

Tú limpias el coche cada semana.
(Jij maakt de auto elke week schoon.)

4. Nosotros ... la casa juntos los sábados.

Nosotros limpiamos la casa juntos los sábados.
(Wij maken samen het huis schoon op zaterdag.)

5. Vosotros ... el jardín en primavera.

Vosotros limpiáis el jardín en primavera.
(Jullie maken de tuin schoon in de lente.)

6. Ellos ... las ventanas dos veces al año.

Ellos limpian las ventanas dos veces al año.
(Zij maken de ramen twee keer per jaar schoon.)