Limpiar (schoonmaken) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Limpiar (schoonmaken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Limpiar - Vervoeging van schoonmaken in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Limpiar (schoonmaken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Nuestra casa (Ons huis)

Vervoeging van schoonmaken in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) limpio ik schoonmaak
(tú) limpias jij schoonmaakt
(él/ella) limpia hij/zij maakt schoon
(nosotros/nosotras) limpiamos wij maken schoon
(vosotros/vosotras) limpiáis jullie maken schoon
(ellos/ellas) limpian zij maken schoon

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo limpio el salón cada día para convivir bien. Ik maak elke dag de zaal schoon om goed samen te leven.
Tú limpias el baño porque está muy sucio. jij maakt de badkamer schoon omdat hij erg vies is.
Él limpia la cocina antes de cenar. Hij maakt de keuken schoon voordat hij gaat eten.
Nosotros limpiamos el comedor y el balcón juntos. Wij maken de eetkamer en het balkon samen schoon.
Vosotros limpiáis el pasillo y la escalera rápido. Jullie maken de gang en de trap snel schoon.
Ellos limpian el jardín porque el suelo está sucio. Zij maken de tuin schoon omdat de grond vuil is.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

limpiáis, limpias, limpia, limpio, limpiamos, limpian

1.
Yo ... el salón cada día para convivir bien.
(Ik maak elke dag de zaal schoon om goed samen te leven.)
2.
Él ... la cocina antes de cenar.
(Hij maakt de keuken schoon voordat hij gaat eten.)
3.
Tú ... el baño porque está muy sucio.
(Jij maakt de badkamer schoon omdat hij erg vies is.)
4.
Nosotros ... el comedor y el balcón juntos.
(Wij maken de eetkamer en het balkon samen schoon.)
5.
Vosotros ... el pasillo y la escalera rápido.
(Jullie maken de gang en de trap snel schoon.)
6.
Ellos ... el jardín porque el suelo está sucio.
(Zij maken de tuin schoon omdat de grond vuil is.)