10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.31: Delen van het huis

Partes de la casa

A1.31: Delen van het huis

Leerdoelen:

  • Las habitaciones en una casa (De kamers in een huis)
  • Describe las diferentes partes de tu casa (Beschrijf de verschillende delen van je huis)
  • Haber (Hay) + artículo indeterminado (Haber (Hay) + onbepaald lidwoord)
  • Las Casas de Gaudí (De huizen van Gaudí)

Leermodule 5 (A1): En casa (Thuis)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Kernwoordenschat (16)

 El dormitorio: De slaapkamer (Spaans)

Hay un dormitorio limpio en la casa.

(Er is een schone slaapkamer in het huis.)

El dormitorio

(De slaapkamer)

 El baño: De badkamer (Spaans)

Hay un el baño en la casa.

(Er is een badkamer in het huis.)

El baño

(De badkamer)

 La cocina: De keuken (Spaans)

La cocina está limpia.

(De keuken is schoon.)

La cocina

(De keuken)

 El salón: De woonkamer (Spaans)

Hay un sofá cómodo en el salón.

(Er is een comfortabele bank in de woonkamer.)

El salón

(De woonkamer)

 El jardín: De tuin (Spaans)

Me gusta tu jardín.

(Ik vind je tuin mooi.)

El jardín

(De tuin)

 El garaje: De garage (Spaans)

Hay un coche en el garaje.

(Er staat een auto in de garage.)

El garaje

(De garage)

 El balcón: Het balkon (Spaans)

Tengo un dormitorio con un balcón.

(Ik heb een slaapkamer met een balkon.)

El balcón

(Het balkon)

 La escalera: De trap (Spaans)

En la casa hay una escalera pequeña.

(In het huis is er een kleine trap.)

La escalera

(De trap)

 El pasillo: De gang (Spaans)

Hay un cuadro en el pasillo.

(Er hangt een schilderij in de gang.)

El pasillo

(De gang)

 El suelo: De vloer (Spaans)

Hay un libro en el suelo del dormitorio.

(Er ligt een boek op de vloer van de slaapkamer.)

El suelo

(De vloer)

 La pared: De muur (Spaans)

En el salón, hay una pared sucia que necesitamos limpiar.

(In de woonkamer is er een vuile muur die we moeten schoonmaken.)

La pared

(De muur)

 Limpiar (schoonmaken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Nosotros limpiamos la casa juntos los sábados.

(Wij maken samen het huis schoon op zaterdag.)

Limpiar

(Schoonmaken)

 La habitación: De kamer (Spaans)

La habitación de Ana es muy pequeña.

(De kamer van Ana is erg klein.)

La habitación

(De kamer)

 Sucio: vies (Spaans)

El garaje está más sucio que el jardín.

(De garage is viezer dan de tuin.)

Sucio

(Vies)

 Limpio: schoon (Spaans)

El suelo en el salón está limpio.

(De vloer in de woonkamer is schoon.)

Limpio

(Schoon)

 Haber (hebben) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vosotros habéis preparado la comida familiar.

(Jullie hebben de familielunch bereid.)

Haber

(Hebben)

Woordenlijst (22)

Kernwoordenschat (16): Werkwoorden: 2, Bijvoeglijke naamwoorden: 2, Zelfstandige naamwoorden: 12,
Contextwoordenschat: 6

Spaans Nederlands
Balcones Balkons
Casas Huizen
Dormitorios Slaapkamers
El balcón Het balkon
El baño De badkamer
El dormitorio De slaapkamer
El garaje De garage
El jardín De tuin
El pasillo De gang
El salón De woonkamer
El suelo De vloer
Escaleras Trappen
Haber Hebben
Hay Er is
La cocina De keuken
La escalera De trap
La habitación De kamer
La pared De muur
Limpia Schoon
Limpiar Moeten we vandaag schoonmaken
Limpio Schoon
Sucio Vies