10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.30: Gezondheid

Salud y bienestar

A1.30: Gezondheid

Leerdoelen:

  • Vocabulario básico de salud. (Basis medische woordenschat.)
  • Expresar enfermedad y dolor. (Uitdrukken van ziekte en pijn.)
  • Vocabulario médico básico. (Basis medische woordenschat.)
  • Adverbios de modo (Manierbijwoorden)

Leermodule 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Kernwoordenschat (12)

 El descanso: De rust (Spaans)

Después de caminar tanto, necesitamos un descanso.

(Na zoveel gelopen te hebben, hebben we een pauze nodig.)

El descanso

(De rust)

 Doler (pijn doen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

A ella le duele la espalda.

(Ze heeft rugpijn.)

Doler

(Pijn doen)

 La salud: De gezondheid (Spaans)

Cuidarse bien es importante para la salud.

(Goed voor jezelf zorgen is belangrijk voor de gezondheid.)

La salud

(De gezondheid)

 La fiebre: De koorts (Spaans)

La fiebre alta puede ser muy peligrosa para la salud.

(Hoge koorts kan zeer gevaarlijk zijn voor de gezondheid.)

La fiebre

(De koorts)

 Los síntomas: De symptomen (Spaans)

El síntoma puede ser más intenso por la noche.

(Het symptoom kan 's nachts erger zijn.)

Los síntomas

(De symptomen)

 El medicamento: Het medicijn (Spaans)

El medicamento ayuda a mejorar la salud rápidamente.

(Het medicijn helpt om de gezondheid snel te verbeteren.)

El medicamento

(Het medicijn)

 El doctor: De dokter (Spaans)

La doctora está relajada después de meditar en su tiempo libre.

(De dokter is ontspannen na te mediteren in haar vrije tijd.)

El doctor

(De dokter)

 La alergia: De allergie (Spaans)

La alergia causa síntomas incómodos.

(De allergie veroorzaakt ongemakkelijke symptomen.)

La alergia

(De allergie)

 La gripe: De griep (Spaans)

Ella tiene la gripe y no puede ir al trabajo.

(Zij heeft griep en kan niet naar het werk gaan.)

La gripe

(De griep)

 Toser (hoesten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Nosotros tosemos cuando estamos enfermos.

(Wij hoesten als we ziek zijn.)

Toser

(Hoesten)

 Enfermo: Ziek (Spaans)

El doctor está enfermo y necesita descansar.

(De dokter is ziek en moet rusten.)

Enfermo

(Ziek)

 Ayudar (helpen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Él ayuda a su hermana con los deberes.

(Hij helpt zijn zus met het huiswerk.)

Ayudar

(Helpen)

Woordenlijst (12)

Kernwoordenschat (12): Werkwoorden: 3, Bijvoeglijke naamwoorden: 1, Zelfstandige naamwoorden: 8,

Spaans Nederlands
Ayudar Helpen
Doler Pijn doen
El descanso De rust
El doctor De dokter
El medicamento Het medicijn
Enfermo Ziek
La alergia De allergie
La fiebre De koorts
La gripe De griep
La salud De gezondheid
Los síntomas De symptomen
Toser Hoesten