Carácter y personalidad
Leerdoelen:
- Aprende a describir el carácter de las personas. (Leer het karakter van mensen te beschrijven.)
- Hablar sobre las personalidades. (Praat over persoonlijkheden.)
- Los superlativos relativos (De relatieve superlatieven)
- ¿Cómo son los españoles? (Hoe zijn de Spanjaarden?)
Leermodule 4 (A1): Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Oefeningen
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vind de woorden
Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.
Antwoorden tonen Toon hintsTips
Verlegen , Actief , Sympathiek , Gesloten , Lui , Onaangenaam
Antwoorden
Score: 0/6
Antipático | (Onaangenaam) |
Tímido | (Verlegen) |
Activo | (Actief) |
Cerrado | (Gesloten) |
Simpático | (Sympathiek) |
Vago | (Lui) |
Oefening 2: Zinnen herschikken
Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingOefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
Torpe
|
(Onhandig) |
2.
Activo
|
(Actief) |
3.
Antipático
|
(Onaangenaam) |
4.
Generoso
|
(Gul) |
5.
Inteligente
|
(Intelligent) |
6.
Parecer
|
(Verschijnen) |
7.
Tímido
|
(Verlegen) |
8.
Abierto
|
(Open) |
Oefening 4: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoordenOefening 5: Conjugación verbal
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingConocer (Presente, indicativo), Parecer (Presente, indicativo)
1. Ella ... feliz con su nuevo trabajo.
2. Yo ... a tu primo.
3. Yo ... más joven con este corte de pelo.
4. Nosotras ... gemelas con estos vestidos.
5. Tú ... estar cansado hoy.
6. Vosotros ... interesados en la propuesta.
7. Tú ... a mis amigos.
8. Ellos ... emocionados por el viaje.
Oefening 6: De relatieve superlatieven
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingmenos vagas, más antipático, la más activa, los más torpes, el más generoso, el más tranquilo, las menos tímidas
1. Pedro es ... de sus amigos. Siempre invita a todos.
2. Ana y María son ... de sus amigos, son muy abiertas.
3. A Marta le gusta mucho el deporte, es ... del grupo.
4. Él es el vecino ... del barrio, no habla con nadie.
5. Este lugar parece ... de la ciudad.
6. Ellas son las estudiantes ... de la universidad porque siempre estudian.
7. Estos chicos son ... del pueblo.
Oefening 7: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoorden