Fechas del calendario y festivos
Leerdoelen:
- Las fechas y festivos básicos (De basisdata en feestdagen)
- ¿Cómo se forman las fechas? (Hoe worden data gevormd?)
- Días Festivos en España (Feestdagen in Spanje)
Leermodule 2 (A1): De horas a estaciones (Van uren tot seizoenen)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Oefeningen
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vind de woorden
Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.
Antwoorden tonen Toon hintsTips
Kerstmis , De week , De vakantie , De Goede Week , Het weekend , Het Nieuwjaar
Antwoorden
Score: 0/6
El fin de semana | (Het weekend) |
La Semana Santa | (De Goede Week) |
Las vacaciones | (De vakantie) |
La semana | (De week) |
El Año Nuevo | (Het Nieuwjaar) |
La Navidad | (Kerstmis) |
Oefening 2: Zinnen herschikken
Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingOefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
Planear
|
(Plannen) |
2.
La semana
|
(De week) |
3.
La Navidad
|
(Kerstmis) |
4.
El Año Nuevo
|
(Het Nieuwjaar) |
5.
El mes
|
(De maand) |
6.
El año
|
(Het jaar) |
7.
La Semana Santa
|
(De Goede Week) |
8.
Empezar
|
(Beginnen) |
Oefening 4: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoordenOefening 5: Conjugación verbal
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingPlanear (Presente, indicativo), Empezar (Presente, indicativo)
1. Vosotros ... un viaje juntos.
2. Ellos ... comprar una casa.
3. Él ... estudiar más para el examen.
4. Nosotros ... el proyecto juntos.
5. Yo ... mis vacaciones con anticipación.
6. Nosotros ... organizar una fiesta.
7. Ella ... a leer el libro hoy.
8. Tú ... el curso la semana que viene.
Oefening 6: Hoe worden data gevormd?
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingdos mil veintiocho, el cinco, el treinta y uno, el uno, El veintisiete, dos mil diecinueve, el diez de marzo, mil novecientos setenta y uno, ocho
1. 10/03/1994: ... de mil novecientos noventa y cuatro.
2. 05/07/2022: ...de julio de dos mil veintidós.
3. 14/12/1971: El catorce de diciembre de ....
4. 6/8/2019: El seis de agosto de ....
5. 23/7/2028: El veintitrés de julio de ....
6. 8/02/1956: El ... de febrero de mil novecientos cincuenta y seis.
7. 27/11/1998: ... de noviembre de mil novecientos noventa y ocho.
8. 01/01/2012: ... de enero de dos mil doce.
9. 31/10/2001: ... de octubre de dos mil uno.
Oefening 7: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoorden