Saludos y Despedidas
Leerdoelen:
- Saludos básicos y despedidas. (Basisbegroetingen en afscheidsgroeten.)
- Los pronombres personales (de sujeto) (De persoonlijke voornaamwoorden (onderwerp))
- Saludos - informales y formales (Groeten - informeel en formeel)
Leermodule 1 (A1): Presentarse (Jezelf voorstellen)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Oefeningen
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vind de woorden
Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.
Antwoorden tonen Toon hintsTips
Zijn , Zijn , Hallo , Hoe gaat het? , Bedankt , Goedemorgen
Antwoorden
Score: 0/6
¿Qué tal? | (Hoe gaat het?) |
Hola | (Hallo) |
Estar | (Zijn) |
Ser | (Zijn) |
Gracias | (Bedankt) |
Buenos días | (Goedemorgen) |
Oefening 2: Zinnen herschikken
Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingOefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
Estar
|
(Zijn) |
2.
Hasta luego
|
(Tot ziens) |
3.
Despedirse
|
(Zich afscheid nemen) |
4.
Buenas noches
|
(Goedenacht) |
5.
Buenos días
|
(Goedemorgen) |
6.
Encantado
|
(Aangenaam) |
7.
Buenas tardes
|
(Goedemiddag) |
8.
¿Cómo estás?
|
(Hoe gaat het?) |
Oefening 4: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoordenOefening 5: Conjugación verbal
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingEstar (Presente, indicativo), Ser (Presente, indicativo)
1. Vosotros ... estudiantes.
2. Él ... mi amigo.
3. Ellos ... de vacaciones.
4. Nosotros ... felices.
5. Ellos ... doctores.
6. Tú ... muy cansado.
7. Yo ... profesor.
8. Vosotros ... en casa.
Oefening 6: De persoonlijke voornaamwoorden (onderwerp)
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingEllas, Yo, Ella, Él, Nosotras, Vosotros, Usted, Tú, Ellos, Nosotros
1. ... es mi amiga.
2. ... eres mi amigo.
3. ... es simpático.
4. ... son hermanos.
5. ... hablo español.
6. ... hablamos español.
7. ... somos amigas.
8. ... sois estudiantes.
9. ... es mi profesor.
10. ... son amables.
Oefening 7: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoorden