¡Mira qué pequeño!
Leerdoelen:
- Aprende a hablar con diminutivos (Leer praten met verkleinwoorden)
- Cómo decir que algo es pequeño, lindo o familiar (Hoe je zegt dat iets klein, schattig of vertrouwd is)
-
Los diminutivos: sufijos
(-ito, -illo, -ico, -iño...) (De verkleinwoorden: achtervoegsels (-ito, -illo, -ico, -iño...)) - Los acentos en España (De accenten in Spanje)
Leermodule 6 (A2): Estilo de vida (Levensstijl)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten