En el hotel
Leerdoelen:
- Realiza tu registro de entrada y salida del hotel (Doe je hotel inchecken en uitchecken)
- Pida información en la recepción (Vraag om informatie bij de receptie)
- El imperativo negativo: los verbos regulares (Het negatieve imperatief: de regelmatige werkwoorden)
-
El Camino de Santiago: Alojamiento en albergues (El Camino de Santiago: Accommodatie in herbergen)
Leermodule 1 (A2): Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Oefeningen
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vind de woorden
Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.
Antwoorden tonen Toon hintsTips
Uitchecken , Zich registreren , De oplossing , De ingang , Het probleem , De uitgang
Antwoorden
Score: 0/6
El problema | (Het probleem) |
Hacer el check out | (Uitchecken) |
La entrada | (De ingang) |
Registrarse | (Zich registreren) |
La salida | (De uitgang) |
La solución | (De oplossing) |
Oefening 2: Zinnen herschikken
Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingOefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
Hacer el check out
|
(Uitchecken) |
2.
La llave
|
(De sleutel) |
3.
Registrarse
|
(Zich registreren) |
4.
Descansar
|
(Uitrusten) |
5.
Hacer el check in
|
(Het inchecken) |
6.
La salida
|
(De uitgang) |
7.
El servicio
|
(De service) |
8.
El problema
|
(Het probleem) |
Oefening 4: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoordenOefening 5: Conjugación verbal
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingEstar (Imperativo negativo, imperativo), Tener (Imperativo negativo, imperativo), Parecer (Imperativo negativo, imperativo)
1. ¡... demasiado seguro!
2. ¡... aquí parado!
3. ¡... conduciendo tan tarde!
4. ¡... cansados durante el viaje!
5. ¡... tan desinteresado en la reunión!
6. ¡... desorganizados en el aeropuerto!
7. ¡... demasiado equipaje!
8. ¡... cancelada la reserva!
Oefening 6: Het negatieve imperatief: de regelmatige werkwoorden
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingtoques, busquen, corráis, entremos, compartan, descanses, abramos, discuta, descanséis, deje
1. Abrir (Nosotros): ¡No ... la puerta, hace frío!
2. Correr (Vosotros): ¡No ... en la salida!
3. Dejar (Usted): No ... la llave en la recepción, por favor.
4. Buscar (Ustedes): ¡No ... más problemas!
5. Compartir (Ustedes): ¡No ... nada sobre el servicio en internet!
6. Discutir (Usted): No ... con el recepcionista, por favor.
7. Descansar (Tú): ¡No ... en la entrada!
8. Tocar (Tú): ¡No ... las llaves de otras habitaciones!
9. Descansar (Vosotros): No ... en el sofá de la recepción, por favor.
10. Entrar (Nosotros): No ..., el hotel está cerrado.
Oefening 7: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoorden