Realizando un intercambio
Leerdoelen:
- Habla sobre hacer un intercambio (Praat over het doen van een uitwisseling)
- Organizar tu estancia en el extranjero (Je verblijf in het buitenland organiseren)
- Expresar lo positivo y lo negativo (Het positieve en het negatieve uitdrukken)
- Intercambio universitario en España: los destinos más buscados (Universitaire uitwisseling in Spanje: de meest populaire bestemmingen)
Leermodule 4 (A2): Trabajar y estudiar (Werk en studie)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Oefeningen
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vind de woorden
Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.
Antwoorden tonen Toon hintsTips
De beurs , Slecht , Buitenlands , Goed , De kans , De uitwisseling
Antwoorden
Score: 0/6
Bien | (Goed) |
La beca | (De beurs) |
La oportunidad | (De kans) |
Extranjero | (Buitenlands) |
El intercambio | (De uitwisseling) |
Mal | (Slecht) |
Oefening 2: Zinnen herschikken
Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingOefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
El idioma
|
(De taal) |
2.
Mandar
|
(Sturen) |
3.
Mal
|
(Slecht) |
4.
Bueno
|
(Goed) |
5.
La oportunidad
|
(De kans) |
6.
El intercambio
|
(De uitwisseling) |
7.
Extranjero
|
(Buitenlands) |
8.
La aventura
|
(Het avontuur) |
Oefening 4: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoordenOefening 5: Conjugación verbal
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingConfirmar (Pretérito indefinido, indicativo), Confirmar (Pretérito perfecto, indicativo)
1. Vosotros ... la reserva del vuelo.
2. Nosotros ... que la excursión al bosque fue divertida.
3. Yo ... la reserva en el camping.
4. Él ... la salida del grupo al campo.
5. Tú ... tu participación en la excursión.
6. Ella ... la compra de la maleta.
7. Vosotros ... que la agencia de viajes estaba cerrada.
8. Nosotros ... la visita a la oficina de turismo.
Oefening 6: Het positieve en het negatieve uitdrukken
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingEstá bien, Es bueno, Es malo, Está mal
1. Negativo (estar): ... viajar sin confirmar la reserva de tu alojamiento.
2. Positivo (estar): ... mandar un correo de agradecimiento después de recibir la beca.
3. Positivo (estar): ... aprovechar la oportunidad de la beca para estudiar en el extranjero.
4. Negativo (estar): ... no comunicarte con tus compañeros de intercambio sobre los planes de la aventura.
5. Positivo (estar): ... aprender un nuevo idioma antes de participar en un intercambio cultural.
6. Positivo (estar): ... aprovechar cada oportunidad de hacer nuevos amigos durante tu aventura en el extranjero.
7. Positivo (ser): ... probar nuevas comidas cuando estás en un intercambio cultural.
8. Negativo (estar): ... no prepararse antes de una aventura en un país extranjero.
9. Negativo (ser): ... no aprovechar la oportunidad de practicar el idioma durante tu intercambio.
10. Positivo (ser): ... confirmar todos los detalles de viaje antes de salir al extranjero.
Oefening 7: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoorden