Cronograma
Leerdoelen:
- Sitúa los eventos en la línea de tiempo. (Plaats gebeurtenissen op de tijdlijn.)
- Verbos irregulares en Pretérito indefinido (Onregelmatige werkwoorden in de Pretérito indefinido)
- Expresiones básicas de tiempo para pretérito indefinido (Basis tijdsuitdrukkingen voor pretérito indefinido)
- El pretérito indefinido: los verbos irregulares (De onvoltooid verleden tijd: de onregelmatige werkwoorden)
- La Guerra Civil Española: un momento histórico (De Spaanse Burgeroorlog: een historisch moment)
Leermodule 3 (A2): El buen pasado (De goeie oude tijd)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Oefeningen
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vind de woorden
Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.
Antwoorden tonen Toon hintsTips
Verleden , Vrijwilliger , Een woning delen , Tijdelijk zijn , Eergisteren , Tijdelijk
Antwoorden
Score: 0/6
Temporal | (Tijdelijk) |
Pasado | (Verleden) |
Estar de | (Tijdelijk zijn) |
Voluntario | (Vrijwilliger) |
Compartir piso | (Een woning delen) |
Anteayer | (Eergisteren) |
Oefening 2: Zinnen herschikken
Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingOefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
Estar de
|
(Tijdelijk zijn) |
2.
Compartir piso
|
(Een woning delen) |
3.
El voluntariado
|
(Vrijwilligerswerk) |
4.
Pasado
|
(Verleden) |
5.
Voluntario
|
(Vrijwilliger) |
6.
Anterior
|
(Vorig) |
7.
Temporal
|
(Tijdelijk) |
8.
Anteayer
|
(Eergisteren) |
Oefening 4: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoordenOefening 5: Conjugación verbal
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingQuerer (Pretérito indefinido, indicativo), Dar (Pretérito indefinido, indicativo), Decir (Pretérito indefinido, indicativo), Hacer (Pretérito indefinido, indicativo), Poner (Pretérito indefinido, indicativo), Poder (Pretérito indefinido, indicativo), Saber (Pretérito indefinido, indicativo), Estar (Pretérito indefinido, indicativo)
1. Nosotros ... hacer la maleta antes de viajar.
2. Él ... las llaves en la mesa.
3. Ellos ... que tenían hambre.
4. En el confinamiento vosotras ... hacer muchas cosas.
5. Yo ... una reserva en el hotel ayer.
6. Vosotros ... que la habitación doble ya estaba reservada.
7. Yo ... en la playa y me relajé mucho.
8. Él ... en la granja y alimentó a las cabras.
Oefening 6: De onvoltooid verleden tijd: de onregelmatige werkwoorden
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingpusimos, supe, hizo, pudiste, estuvisteis, hicimos, fue, Pusiste, Quisisteis, pude
1. Hacer (Él/ Ella/ Usted): María ... un trabajo voluntario en el pasado.
2. Poner (Nosotros-/as): Anteayer ... nuestro nombre en una lista de voluntarios.
3. Poder (Tú): Juan, ¿... hacer el voluntariado anteayer?
4. Poner (Tú): ... tu nombre en una lista para un proyecto relacionado con el medio ambiente.
5. Saber (Yo): El mes pasado ... que había un programa de voluntariado temporal en mi ciudad.
6. Estar (Vosotros/-as): En el pasado ... en Madrid y compartisteis el piso, ¿verdad?
7. Querer (Vosotros/-as): ¿... estar de voluntarios el año pasado?
8. Hacer (Nosotros-/as): Anteayer ... un proyecto relacionado con la experiencia de compartir piso.
9. Poder (Yo): No ... hacer el voluntariado en Berlin.
10. Ser (Él/ Ella/ Usted): El voluntariado ... una experiencia increíble.
Oefening 7: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoorden