Hacer tu equipaje
Leerdoelen:
- Hacer la maleta (De bagage inpakken)
- Vocabulario sobre lo que hay en tu equipaje (Woordenschat over wat er in je bagage zit)
- Verbos irregulares en el pretérito perfecto (Onregelmatige werkwoorden in de voltooid tegenwoordige tijd)
- ¿Qué lleva un peregrino en la mochila? (Wat neemt een pelgrim mee in de rugzak?)
Leermodule 1 (A2): Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Oefeningen
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vind de woorden
Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.
Antwoorden tonen Toon hintsTips
De handdoek , Het ondergoed , De koffer , De bikini , De zonnebril , Vullen
Antwoorden
Score: 0/6
Las gafas de sol | (De zonnebril) |
El biquini | (De bikini) |
La ropa interior | (Het ondergoed) |
La maleta | (De koffer) |
Llenar | (Vullen) |
La toalla | (De handdoek) |
Oefening 2: Zinnen herschikken
Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingOefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
La ropa interior
|
(Het ondergoed) |
2.
Llenar
|
(Vullen) |
3.
La gorra
|
(De pet) |
4.
Deshacer
|
(Uitpakken) |
5.
La mochila
|
(De rugzak) |
6.
Las gafas de sol
|
(De zonnebril) |
7.
La toalla
|
(De handdoek) |
8.
El biquini
|
(De bikini) |
Oefening 4: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoordenOefening 5: Conjugación verbal
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingPoner (Pretérito perfecto, indicativo), Hacer (Pretérito perfecto, indicativo)
1. Yo ... la maleta para el vuelo de mañana.
2. Vosotros ... las maletas en el bus de la excursión.
3. Nosotras ... planes para viajar en avión este verano.
4. Ellas ... muchas excursiones desde temprano.
5. Él ... una excursión hasta la montaña.
6. Tú ... una excursion en la ciudad con el guía turístico.
7. Él ... el plan de viaje en la mesa.
8. Tú ... los billetes de avión sobre la mesa.
Oefening 6: Onregelmatige werkwoorden in de voltooid tegenwoordige tijd
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingvuelto, dicho, puesto, hecho, muerto, visto, abierto, cubierto, roto, escrito
1. Decir: ¡Te he ... toda la verdad!
2. Volver: ¿Has ... ya de vacaciones?
3. Poner: ¿Quién ha ... aquí esta toalla?
4. Ver: No he ... tu bolso.
5. Romper: Alguien ha ... mis gafas de sol.
6. Hacer: Carla y Pablo todavía no han ... sus maletas.
7. Escribir: ¿Quién ha ... esto?
8. Abrir: Ellas han ... la mochila.
9. Cubrir: Nosotras nos hemos ... porque hace frío.
10. Morir: Tranquila que nadie ha ....
Oefening 7: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoorden