10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.8: Liefde en vriendschap

Amor y amistad

A1.8: Liefde en vriendschap

Leerdoelen:

  • Describe las relaciones (amistades y las románticas) (Beschrijf relaties (vriendschappen en romantische relaties))
  • Conjugación de verbos regulares: "-ar, -er, -ir" (Vervoeging van regelmatige werkwoorden: "-ar, -er, -ir")
  • Veinte Poemas de Amor y una Canción Desesperada (Twintig Liefdesgedichten en een Wanhoopslied)

Leermodule 1 (A1): Presentarse (Jezelf voorstellen)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vind de woorden

Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.

Tips

De bruid , Ik hou van je , Scheiden , Vertrouwen , De relatie , De vriend

e x m t e q u i e r o u g j b i v l a r e l a c i ó n s r u t q o e l a m i g o n p q v r x c o n f i a r e a l x v i l a n o v i a m w d r w k d i v o r c i a r s e s k y

Antwoorden

Score: 0/6

Confiar (Vertrouwen)
La relación (De relatie)
El amigo (De vriend)
Divorciarse (Scheiden)
Te quiero (Ik hou van je)
La novia (De bruid)

Oefening 2: Zinnen herschikken

Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.

Toon vertaling
1. tres años. | mi novia | desde hace | Ella es
Ella es mi novia desde hace tres años.
(Zij is mijn vriendin sinds drie jaar.)
2. me | caso | mes. | Yo | el | próximo
Yo me caso el próximo mes.
(Ik ga volgende maand trouwen.)
3. fiesta. | de la | más felices | los novios | Ellos son
Ellos son los novios más felices de la fiesta.
(Zij zijn de gelukkigste geliefden op het feest.)
4. celebran el | día. | Las parejas | amor cada
Las parejas celebran el amor cada día.
(De ... vieren de liefde elke dag.)
5. amigos me | hacen feliz. | Los cariños | de mis
Los cariños de mis amigos me hacen feliz.
(De genegenheid van mijn vrienden maakt me gelukkig.)
6. ventana. | rompe | Él | la
Él rompe la ventana.
(Hij breekt het raam.)
7. novio. | confía | su | en | mucho | Ella
Ella confía mucho en su novio.
(Ze vertrouwt haar vriendje heel erg.)

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Romper
(Breken)
2. Casarse
(Trouwen)
3. Mejores amigos
(Beste vrienden)
4. Amar
(Beminnen)
5. Divorciarse
(Scheiden)
6. La amistad
(De vriendschap)
7. La pareja
(Het paar)
8. Discutir
(Discussiëren)

Oefening 4: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Ella es mi novia desde hace tres años.
Zij is mijn vriendin sinds drie jaar.
2. Yo me caso el próximo mes.
Ik ga volgende maand trouwen.
3. Ellos son los novios más felices de la fiesta.
Zij zijn de gelukkigste geliefden op het feest.
4. Las parejas celebran el amor cada día.
De ... vieren de liefde elke dag.
5. Los cariños de mis amigos me hacen feliz.
De genegenheid van mijn vrienden maakt me gelukkig.
6. Él rompe la ventana.
Hij breekt het raam.
7. Ella confía mucho en su novio.
Ze vertrouwt haar vriendje heel erg.
8. Yo comprendo la situación.
Ik begrijp de situatie.

Oefening 5: Conjugación verbal

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Comprender (Presente, indicativo), Amar (Presente, indicativo)

1. Yo ... la música.

Yo amo la música.
(Ik houd van muziek.)

2. Ellos ... el deporte.

Ellos aman el deporte.
(Zij houden van sport.)

3. Nosotros ... viajar.

Nosotros amamos viajar.
(Wij houden van reizen.)

4. Nosotros ... las reglas.

Nosotros comprendemos las reglas.
(Wij begrijpen de regels.)

5. Ellos ... la explicación.

Ellos comprenden la explicación.
(Zij begrijpen de uitleg.)

6. Tú ... los libros.

Tú amas los libros.
(Jij houdt van boeken.)

7. Tú ... el problema.

Tú comprendes el problema.
(Jij begrijpt het probleem.)

8. Vosotros ... las películas.

Vosotros amáis las películas.
(Jullie houden van films.)

Oefening 6: Vervoeging van regelmatige werkwoorden: "-ar, -er, -ir"

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

trabajan, vivís, trabajamos, comprendemos, comprende, ama, vives, viven, comprendo, confía

1. Vosotros ... en una ciudad.

Vosotros vivís en una ciudad.
(Jullie wonen in een stad.)

2. Él ... en su amigo.

Él confía en su amigo.
(Hij vertrouwt zijn vriend.)

3. Ella ... a su novio.

Ella ama a su novio.
(Ze houdt van haar vriend.)

4. Tú ... con tu pareja.

Tú vives con tu pareja.
(Jij woont met je partner.)

5. Ellos ... el fin de semana.

Ellos trabajan el fin de semana.
(Zij werken in het weekend.)

6. Ella ... a su esposo.

Ella comprende a su esposo.
(Ze begrijpt haar man.)

7. Nosotros ... en la oficina.

Nosotros trabajamos en la oficina.
(Wij werken op kantoor.)

8. Ellos ... con sus padres.

Ellos viven con sus padres.
(Zij wonen bij hun ouders.)

9. Nosotros ... la situación.

Nosotros comprendemos la situación.
(Wij begrijpen de situatie.)

10. Yo ... el francés.

Yo comprendo el francés.
(Ik begrijp Frans.)

Oefening 7: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Ik begrijp de situatie.
Yo comprendo la situación.
2. Hij breekt het raam.
Él rompe la ventana.
3. De ... vieren de liefde elke dag.
Las parejas celebran el amor cada día.
4. Ze vertrouwt haar vriendje heel erg.
Ella confía mucho en su novio.
5. De genegenheid van mijn vrienden maakt me gelukkig.
Los cariños de mis amigos me hacen feliz.
6. Zij is mijn vriendin sinds drie jaar.
Ella es mi novia desde hace tres años.
7. Ik ga volgende maand trouwen.
Yo me caso el próximo mes.
8. Zij zijn de gelukkigste geliefden op het feest.
Ellos son los novios más felices de la fiesta.