10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.6: Je leeftijd zeggen

Decir tu edad

A1.6: Je leeftijd zeggen

Leerdoelen:

  • Preguntar la edad de alguien (Iemand naar zijn leeftijd vragen)
  • Di cuántos años tienes y cuándo es tu cumpleaños (Zeg hoe oud je bent en wanneer je jarig bent)
  • Palabras interrogativas ("Cuánto" y "Cuándo") (Vragende woorden ("Cuánto" en "Cuándo"))
  • Tradiciones de cumpleaños en España (Verjaardagstradities in Spanje)

Leermodule 1 (A1): Presentarse (Jezelf voorstellen)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Kernwoordenschat (14)

 La edad: De leeftijd (Spaans)

¿Cuántos años tienes tú cuando celebras la edad de cinco?

(Hoe oud ben je wanneer je de leeftijd van vijf viert?)

La edad

(De leeftijd)

 Los años: De jaren (Spaans)

Mi hijo tiene un año.

(Mijn zoon is één jaar oud.)

Los años

(De jaren)

 El cumpleaños: De verjaardag (Spaans)

¿Cuándo es el cumpleaños de tu hermana?

(Wanneer is de verjaardag van je zus?)

El cumpleaños

(De verjaardag)

 Cumplir (vervullen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vosotros cumplís con vuestras obligaciones.

(Jullie voldoen aan jullie verplichtingen.)

Cumplir

(Vervullen)

 Tener (hebben) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ellos tienen muchas ideas.

(Zij hebben veel ideeën.)

Tener

(Hebben)

 Celebrar (vieren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Tú celebras tus logros con una fiesta.

(Je viert je prestaties met een feest.)

Celebrar

(Vieren)

 ¡Feliz cumpleaños!: Gefeliciteerd met je verjaardag! (Spaans)

¡Feliz cumpleaños! ¿Cuántos años tienes?

(Gefeliciteerd! Hoe oud ben jij?)

¡Feliz cumpleaños!

(Gefeliciteerd met je verjaardag!)

 El regalo: Het cadeau (Spaans)

El regalo es para tu cumpleaños.

(Het cadeau is voor je verjaardag.)

El regalo

(Het cadeau)

 La fiesta: Het feest (Spaans)

¿Cuándo es tu fiesta de cumpleaños?

(Wanneer is jouw verjaardagsfeestje?)

La fiesta

(Het feest)

 La tarta: De taart (Spaans)

¿Cuándo vamos a comer la tarta del cumpleaños?

(Wanneer gaan we de verjaardagstaart eten?)

La tarta

(De taart)

 ¿Cuántos años tienes?: Hoe oud ben je? (Spaans)

¿Cuántos años tienes tú?

(Hoe oud ben ...?)

¿Cuántos años tienes?

(Hoe oud ben je?)

 Joven: jong (Spaans)

Yo soy un chico joven.

(Ik ben een jonge jongen.)

Joven

(Jong)

 Preparar (voorbereiden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Yo preparo el desayuno todos los días.

(Ik maak elke dag het ontbijt klaar.)

Preparar

(Voorbereiden)

 ¡Felicidades!: Gefeliciteerd! (Spaans)

¡Te deseo muchas felicidades!

(Ik wens je veel geluk!)

¡Felicidades!

(Gefeliciteerd!)

Woordenlijst (23)

Kernwoordenschat (14): Werkwoorden: 4, Bijvoeglijke naamwoorden: 1, Tussenwerpsel: 2, Zelfstandige naamwoorden: 6, Vragen: 1,
Contextwoordenschat: 9

Spaans Nederlands
Celebra Viert
Celebrar Vieren
Cumple Ana is jarig op vijf maart.
Cumpleañero Jarige
Cumpleaños Feliz Lang zal hij/zij leven
Cumplir Vervullen
Cumplo Ik ben jarig
El cumpleaños De verjaardag
El regalo Het cadeau
Joven Jong
La edad De leeftijd
La fiesta Het feest
La tarta De taart
Los años De jaren
Los regalos De cadeaus
Prepara Bereidt
Preparan Zij bereiden
Preparar Voorbereiden
Tener Hebben
Tengo Ik heb
¡Felicidades! Gefeliciteerd!
¡Feliz cumpleaños! Fijne verjaardag!
¿Cuántos años tienes? Hoe oud ben je?