Decir tu edad
Leerdoelen:
- Preguntar la edad de alguien (Iemand naar zijn leeftijd vragen)
- Di cuántos años tienes y cuándo es tu cumpleaños (Zeg hoe oud je bent en wanneer je jarig bent)
-
Palabras interrogativas
("Cuánto" y "Cuándo") (Vragende woorden ("Cuánto" en "Cuándo")) - Tradiciones de cumpleaños en España (Verjaardagstradities in Spanje)
Leermodule 1 (A1): Presentarse (Jezelf voorstellen)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten
Oefeningen
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vind de woorden
Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.
Antwoorden tonen Toon hintsTips
Jong , De verjaardag , Vervullen , Gefeliciteerd met je verjaardag! , De taart , Hoe oud ben je?
Antwoorden
Score: 0/6
La tarta | (De taart) |
Joven | (Jong) |
¡Feliz cumpleaños! | (Gefeliciteerd met je verjaardag!) |
El cumpleaños | (De verjaardag) |
Cumplir | (Vervullen) |
¿Cuántos años tienes? | (Hoe oud ben je?) |
Oefening 2: Zinnen herschikken
Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingOefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
¡Feliz cumpleaños!
|
(Gefeliciteerd met je verjaardag!) |
2.
¡Felicidades!
|
(Gefeliciteerd!) |
3.
La fiesta
|
(Het feest) |
4.
Joven
|
(Jong) |
5.
El regalo
|
(Het cadeau) |
6.
Preparar
|
(Voorbereiden) |
7.
Tener
|
(Hebben) |
8.
La tarta
|
(De taart) |
Oefening 4: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoordenOefening 5: Conjugación verbal
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingDecir (Presente, indicativo), Preparar (Presente, indicativo), Celebrar (Presente, indicativo)
1. Ellos ... que van a venir.
2. Tú ... tus logros con una fiesta.
3. Vosotros ... la navidad en familia.
4. Nosotros ... un picnic para el sábado.
5. Ellos ... la fiesta de cumpleaños.
6. Él ... su victoria en el torneo.
7. Yo ... el desayuno todos los días.
8. Vosotros ... el informe para la reunión.
Oefening 6: Vragende woorden ("Cuánto" en "Cuándo")
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingCuánto, Cuánta, Cuándo, Cuántas, Cuántos
1. ¿... es tu cumpleaños?
2. ¿... libros lees cada mes?
3. ¿... llegas a casa del trabajo?
4. ¿... es?
5. ¿... termina tu clase de español?
6. ¿... agua bebes?
7. ¿... compañeras tienes en tu clase?
Oefening 7: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoorden