10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.4: Cijfers en tellen

Números y conteo

A1.4: Cijfers en tellen

Leerdoelen:

  • Aprender a contar (Leer tellen)
  • Números del 1 al 100 (Nummers van 1-100)
  • Números cardinales: básicos (Kardinale getallen: basis)
  • Números cardinales: centenas, miles, millones (Hoofdtelwoorden: honderden, duizenden, miljoenen)
  • Números cardinales: decenas (Cardinale getallen: tientallen)
  • Los Números en El Juego de La Oca (De cijfers in het ganzenbord)

Leermodule 1 (A1): Presentarse (Jezelf voorstellen)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Kernwoordenschat (24)

 Uno: één (Spaans)

Una vez más, cuenta del uno al diez.

(Nogmaals, tel van één tot tien.)

Uno

(Één)

 Dos: De twee (Spaans)

Contamos hasta dos.

(We tellen tot twee.)

Dos

(De twee)

 Tres: Drie (Spaans)

Ana tiene tres años

(Ana is drie jaar oud)

Tres

(Drie)

 Cuatro: het Vier (Spaans)

Hay cuatro libros en la mesa.

(Er zijn vier boeken op de tafel.)

Cuatro

(Het vier)

 Cinco: Vijf (Spaans)

Yo cuento hasta cinco.

(Ik tel tot vijf.)

Cinco

(Vijf)

 Seis: het zes (Spaans)

Tengo seis libros.

(Ik heb zes boeken.)

Seis

(Het zes)

 Siete: Zeven (Spaans)

El número siete es importante.

(Het getal zeven is belangrijk.)

Siete

(Zeven)

 Ocho: acht (Spaans)

Yo cuento hasta ocho.

(Ik tel tot acht.)

Ocho

(Acht)

 Nueve: Negen (Spaans)

Contamos hasta nueve.

(We tellen tot negen.)

Nueve

(Negen)

 Diez: Tien (Spaans)

Tengo diez manzanas.

(Ik heb tien appels.)

Diez

(Tien)

 Contar (tellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Él cuenta el dinero.

(Hij telt het geld.)

Contar

(Tellen)

 Veinte: twintig (Spaans)

Él cuenta hasta veinte.

(Hij telt tot twintig.)

Veinte

(Twintig)

 Treinta: de dertig (Spaans)

Contamos hasta treinta en español.

(We tellen tot dertig in het Spaans.)

Treinta

(De dertig)

 Cuarenta: de veertig (Spaans)

Él tiene cuarenta años.

(Hij is veertig jaar.)

Cuarenta

(De veertig)

 Cincuenta: vijftig (Spaans)

Cincuenta es un número grande.

(Vijftig is een groot getal.)

Cincuenta

(Vijftig)

 Sesenta: Zestig (Spaans)

Él cuenta hasta sesenta.

(Hij telt tot zestig.)

Sesenta

(Zestig)

 Setenta: zeventig (Spaans)

Él puede contar hasta setenta.

(Hij kan tot zeventig tellen.)

Setenta

(Zeventig)

 Ochenta: tachtig (Spaans)

Ochenta es un número grande.

(Tachtig is een groot getal.)

Ochenta

(Tachtig)

 Noventa: negentig (Spaans)

Mi abuela tiene noventa años.

(Mijn oma is negentig jaar oud.)

Noventa

(Negentig)

 Cien: Honderd (Spaans)

Él cuenta hasta cien.

(Hij telt tot honderd.)

Cien

(Honderd)

 Sumar (optellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ellos suman las contribuciones de todos.

(Zij tellen de bijdragen van iedereen op.)

Sumar

(Optellen)

 Restar (aftrekken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vosotros restáis las cifras incorrectas.

(Jullie trekken de verkeerde cijfers af.)

Restar

(Aftrekken)

 Multiplicar (vermenigvuldigen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ellos multiplican el presupuesto para el proyecto.

(Zij vermenigvuldigen het budget voor het project.)

Multiplicar

(Vermenigvuldigen)

 Dividir (verdelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vosotros dividís el territorio en zonas.

(Jullie verdelen het gebied in zones.)

Dividir

(Verdelen)

Woordenlijst (25)

Kernwoordenschat (24): Werkwoorden: 5, Zelfstandige naamwoorden: 19,
Contextwoordenschat: 1

Spaans Nederlands
Cien Honderd
Cinco Vijf
Cincuenta Vijftig
Contar Tellen
Cuarenta Veertig
Cuatro Het Vier
Diez Tien
Dividir Verdelen
Dos De twee
Multiplicar Vermenigvuldigen
Noventa Negentig
Noventa y nueve Negenennegentig
Nueve Negen
Ochenta Tachtig
Ocho Acht
Restar Aftrekken
Seis Het zes
Sesenta Zestig
Setenta Zeventig
Siete Zeven
Sumar Optellen
Treinta Dertig
Tres Drie
Uno Één
Veinte Twintig