10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A1.34: Huishoudelijke apparaten - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

está, lesionada, las menos tímidas, agotados, hay un

1. La cama ... en el dormitorio.

La cama está en el dormitorio.
(Het bed staat in de slaapkamer.)

2. Ellos se sienten ... del trabajo.

Ellos se sienten agotados del trabajo.
(: artículo indeterminado vs determinado used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

3. Allí ... armario .

Allí hay un armario .
(Daar is een kast.)

4. Ana y María son ... de sus amigos, son muy abiertas.

Ana y María son las menos tímidas de sus amigos, son muy abiertas.
(: artículo indeterminado vs determinado used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

5. Ella está ... y no puede ir a la escuela.

Ella está lesionada y no puede ir a la escuela.
(: artículo indeterminado vs determinado used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

Oefening 2: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Ellos meditan todos los días.
Zij mediteren elke dag.
2. Nos relajamos en la playa.
We ontspannen ons op het strand.
3. Ellos tosen durante la clase.
Zij hoesten tijdens de les.
4. Él corta el papel.
Hij knipt het papier.
5. Ellos friegan todo aunque estén cansados.
Zij doen de afwas, ook al zijn ze moe.

Oefening 3: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Ik help bij het bereiden van het eten.
Yo ayudo a preparar la comida.
2. Jullie openen de wijnflessen.
Vosotros abrís las botellas de vino.
3. Ze heeft rugpijn.
A ella le duele la espalda.
4. Wij zorgen voor elkaar.
Nosotros nos cuidamos juntos.
5. We ontspannen ons op het strand.
Nos relajamos en la playa.