10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.19: Prijzen en geld

Precios y dinero

A1.19: Prijzen en geld

Leerdoelen:

  • Vocabulario sobre dinero y monedas (Woordenschat over geld en valuta's)
  • Métodos de pago (Betaalmethoden)
  • Adverbios de cantidad (Bijwoorden van hoeveelheid)
  • La Peseta - La Antigua Moneda de España (De Peseta - De Oude Munt van Spanje)

Leermodule 3 (A1): Día a día (Dag tot dag)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Werkwoordvervoegingstabellen

Pagar (betalen)

Oefeningen en voorbeeldzinnen

  • yo pago ik betaal
  • tú pagas jij betaalt
  • él/ella paga hij/zij betaalt
  • nosotros/nosotras pagamos wij betalen
  • vosotros/vosotras pagáis jullie betalen
  • ellos/ellas pagan zij betalen

Costar (kosten)

Oefeningen en voorbeeldzinnen

  • cuesta kost

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Pagar (Presente, indicativo), Costar (Presente, indicativo)

1. Vosotros ... la entrada al cine.

Vosotros pagáis la entrada al cine.
(Vertaling laden...)

2. Él ... el alquiler puntualmente.

Él paga el alquiler puntualmente.
(Vertaling laden...)

3. Yo ... la cuenta en el restaurante.

Yo pago la cuenta en el restaurante.
(Vertaling laden...)

4. Nosotros ... las compras del supermercado.

Nosotros pagamos las compras del supermercado.
(Vertaling laden...)

5. El vino ... menos de lo esperado.

El vino cuesta menos de lo esperado.
(De wijn kost minder dan verwacht.)

6. Ellos ... la factura de la luz.

Ellos pagan la factura de la luz.
(Vertaling laden...)

7. Tú ... la comida.

Tú pagas la comida.
(Vertaling laden...)