Pagar (betalen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Pagar (betalen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Pagar - Vervoeging van betalen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Pagar (betalen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Precios y dinero (Prijzen en geld)

Vervoeging van betalen in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) pago ik betaal
(tú) pagas jij betaalt
(él/ella) paga hij betaalt / zij betaalt
(nosotros/nosotras) pagamos wij betalen
(vosotros/vosotras) pagáis jullie betalen
(ellos/ellas) pagan zij betalen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo pago con tarjeta en la tienda. Ik betaal met kaart in de winkel.
Tú pagas el precio con dinero efectivo. jij betaalt de prijs contant
Él paga la factura cada mes. hij betaalt de rekening elke maand
Nosotros pagamos el descuento en la cuenta. Wij betalen de korting op de rekening.
Vosotros pagáis el cambio en euros. Jullie betalen de wisselkoers in euro's.
Ellos pagan caro porque compran en la tienda. zij betalen duur omdat zij in de winkel kopen

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

pago, pagas, pagan, pagamos, paga, pagáis

1.
Yo ... con tarjeta en la tienda.
(Ik betaal met kaart in de winkel.)
2.
Tú ... el precio con dinero efectivo.
(Jij betaalt de prijs contant)
3.
Él ... la factura cada mes.
(Hij betaalt de rekening elke maand)
4.
Nosotros ... el descuento en la cuenta.
(Wij betalen de korting op de rekening.)
5.
Vosotros ... el cambio en euros.
(Jullie betalen de wisselkoers in euro's.)
6.
Ellos ... caro porque compran en la tienda.
(Zij betalen duur omdat zij in de winkel kopen)