10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.10: Het weer

El clima

A1.10: Het weer

Leerdoelen:

  • Hablar sobre el tiempo (Praat over het weer)
  • Vocabulario básico del clima (Basis weerwoordenschat)
  • Adjetivos derivados de un sustantivo (Van een zelfstandig naamwoord afgeleide bijvoeglijke naamwoorden)
  • Un Viaje por España y Sus Climas (Een Reis door Spanje en Zijn Klimaten)

Leermodule 2 (A1): De horas a estaciones (Van uren tot seizoenen)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vind de woorden

Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.

Tips

De storm , Fris , De wolk , De regen , Droog , Het weer

e x m f r e s c o u g j b i v s e c o s r u t q o e l t i e m p o n p q v r x l a l l u v i a e a l x v i l a t o r m e n t a m w d r w k l a n u b e s k y

Antwoorden

Score: 0/6

La tormenta (De storm)
La lluvia (De regen)
La nube (De wolk)
Seco (Droog)
Fresco (Fris)
El tiempo (Het weer)

Oefening 2: Zinnen herschikken

Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.

Toon vertaling
1. dibujo. | los soles | en un | Ayer vimos
Ayer vimos los soles en un dibujo.
(Gisteren zagen we de zonnen in een tekening.)
2. un | Hoy | fresco. | es | día
Hoy es un día fresco.
(Vandaag is het een koele dag.)
3. invierno. | en esta | son comunes | Las tormentas | región en
Las tormentas son comunes en esta región en invierno.
(Stormen zijn in de winter gebruikelijk in deze regio.)
4. tarde. | Ayer las | nubes cubrieron | toda la | el cielo
Ayer las nubes cubrieron el cielo toda la tarde.
(Gisteren bedekten de wolken de hele middag de lucht.)
5. seco. | tiempos antiguos, | era más | En los | el clima
En los tiempos antiguos, el clima era más seco.
(In de oude tijden was het klimaat droger.)
6. está | Hoy | seco. | el | clima
Hoy el clima está seco.
(Vandaag is het weer droog.)
7. suelen ser | frescos. | Los días | de septiembre
Los días de septiembre suelen ser frescos.
(De dagen van september zijn meestal fris.)

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Fresco
(Fris)
2. La nube
(De wolk)
3. El clima
(Het klimaat)
4. El tiempo
(Het weer)
5. El viento
(De wind)
6. Frío
(De kou)
7. La lluvia
(De regen)
8. La niebla
(De mist)

Oefening 4: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Ayer vimos los soles en un dibujo.
Gisteren zagen we de zonnen in een tekening.
2. Hoy es un día fresco.
Vandaag is het een koele dag.
3. Las tormentas son comunes en esta región en invierno.
Stormen zijn in de winter gebruikelijk in deze regio.
4. Ayer las nubes cubrieron el cielo toda la tarde.
Gisteren bedekten de wolken de hele middag de lucht.
5. En los tiempos antiguos, el clima era más seco.
In de oude tijden was het klimaat droger.
6. Hoy el clima está seco.
Vandaag is het weer droog.
7. Los días de septiembre suelen ser frescos.
De dagen van september zijn meestal fris.
8. Hoy la lluvia es muy fuerte.
Vandaag is de regen erg hevig.

Oefening 5: Conjugación verbal

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Hacer (Presente, indicativo)

1. Yo siempre ... mis tareas por la tarde.

Yo siempre hago mis tareas por la tarde.
(Ik maak altijd mijn huiswerk in de namiddag.)

2. Tú ... un excelente trabajo.

Tú haces un excelente trabajo.
(Jij doet uitstekend werk.)

3. Él ... ejercicio todos los días.

Él hace ejercicio todos los días.
(Hij doet elke dag aan lichaamsbeweging.)

4. Nosotros ... una torta para el cumpleaños.

Nosotros hacemos una torta para el cumpleaños.
(Wij maken een taart voor de verjaardag.)

5. Ellos ... un viaje cada año.

Ellos hacen un viaje cada año.
(Zij maken elk jaar een reis.)

6. Vosotros ... las compras juntos.

Vosotros hacéis las compras juntos.
(Jullie doen samen de boodschappen.)

Oefening 6: Van een zelfstandig naamwoord afgeleide bijvoeglijke naamwoorden

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

húmedo, lluvioso, nublado, nevada, seco, soleado, helado

1. La montaña está ... en invierno.

La montaña está nevada en invierno.
(De berg is besneeuwd in de winter.)

2. El lago está ... y podemos patinar.

El lago está helado y podemos patinar.
(Het meer is bevroren en we kunnen schaatsen.)

3. El clima en la selva es muy ....

El clima en la selva es muy húmedo.
(Het klimaat in het oerwoud is erg vochtig.)

4. Hoy está .... Hace buen tiempo.

Hoy está soleado. Hace buen tiempo.
(Vandaag is het zonnig. Het is mooi weer.)

5. El suelo está .... Hay mucho calor en el verano.

El suelo está seco. Hay mucho calor en el verano.
(De grond is droog. Het is erg warm in de zomer.)

6. El cielo está .... No hay sol.

El cielo está nublado. No hay sol.
(De hemel is bewolkt. Er is geen zon.)

7. Ayer fue un día ... y gris.

Ayer fue un día lluvioso y gris.
(Gisteren was een regenachtige en grijze dag.)

Oefening 7: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Gisteren zagen we de zonnen in een tekening.
Ayer vimos los soles en un dibujo.
2. Vandaag is het weer droog.
Hoy el clima está seco.
3. De dagen van september zijn meestal fris.
Los días de septiembre suelen ser frescos.
4. Gisteren bedekten de wolken de hele middag de lucht.
Ayer las nubes cubrieron el cielo toda la tarde.
5. Vandaag is het een koele dag.
Hoy es un día fresco.
6. Vandaag is de regen erg hevig.
Hoy la lluvia es muy fuerte.
7. In de oude tijden was het klimaat droger.
En los tiempos antiguos, el clima era más seco.
8. Stormen zijn in de winter gebruikelijk in deze regio.
Las tormentas son comunes en esta región en invierno.