Spaans A1.29.2 Bewust zijn van het lichaam

Een kort verhaal over het belang van lichaamsbewustzijn op een werkdag.

Cuento corto: Ser consciente del cuerpo

Una breve historia sobre la importancia de la conciencia corporal en un día laboral.

Spaans A1.29.2 Bewust zijn van het lichaam

A1 Spaans

Niveau: A1

Module 4: Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)

Les 29: Estado físico y sensaciones. (Fysieke toestanden en sensaties)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

Tekst en vertaling

1. Hoy Juan se siente un poco cansado. Vandaag voelt Juan zich een beetje moe.
2. Está agotado porque ha trabajado mucho y sin pausas. Hij is uitgeput omdat hij veel en zonder pauzes heeft gewerkt.
3. Decide ir al parque para relajarse. Besluit naar het park te gaan om te ontspannen.
4. Le duele el cuerpo. Zijn lichaam doet pijn.
5. El sol está caliente. De zon is heet.
6. Tiene sed y busca agua. Hij heeft dorst en zoekt water.
7. También tiene hambre y come un bocadillo. Hij heeft ook honger en eet een broodje.
8. Después de relajarse y comer se siente mucho mejor. Na te ontspannen en te eten voelt hij zich veel beter.

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Por qué Juan se siente cansado?
  2. Waarom voelt Juan zich moe?
  3. ¿Qué hace para sentirse mejor?
  4. Wat doet hij om zich beter te voelen?
  5. ¿Cuántas horas trabajas en un día?
  6. Hoeveel uur werk je op een dag?
  7. ¿Cómo te relajas después de un día intenso?
  8. Hoe ontspan je na een intense dag?

Oefening 2:

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

duele, agotado, sed, cansado, caliente, relajarse

1.
El sol está ....
(De zon is heet.)
2.
Decide ir al parque para ....
(Hij besluit naar het park te gaan om te ontspannen.)
3.
Hoy Juan se siente un poco ....
(Vandaag voelt Juan zich een beetje moe.)
4.
Está ... porque ha trabajado mucho y sin pausas.
(Hij is uitgeput omdat hij veel en zonder pauzes heeft gewerkt.)
5.
Le ... el cuerpo.
(Hij heeft pijn aan zijn lichaam.)
6.
Tiene ... y busca agua.
(Hij heeft dorst en zoekt water.)