Spaans A1.28.1 Hoe is Pedro?

We leren over het karakter en de persoonlijkheid van Pedro.

Cuento corto: ¿Cómo es Pedro?

Aprendemos sobre la personalidad de Pedro y su carácter.

Spaans A1.28.1 Hoe is Pedro?

A1 Spaans

Niveau: A1

Module 4: Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)

Les 28: Carácter y personalidad (Karakter en persoonlijkheid)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

Tekst en vertaling

1. Pedro es un chico simpático y activo. Pedro is een sympathieke en actieve jongen.
2. Siempre ayuda a sus amigos. Hij helpt altijd zijn vrienden.
3. Es cariñoso con su familia. Los quiere mucho. Hij is liefdevol naar zijn familie. Hij houdt veel van hen.
4. De sus amigos es el más tímido con desconocidos. Van zijn vrienden is hij de meest verlegen met onbekenden.
5. Tiene novia. Ella es abierta a nuevas experiencias. Hij heeft een vriendin. Zij staat open voor nieuwe ervaringen.
6. Pedro la conoce de la universidad. Pedro kent haar van de universiteit.
7. Ella es la persona más inteligente que conoce. Zij is de intelligentste persoon die hij kent.
8. También es muy sincera, siempre dice la verdad. Zij is ook erg eerlijk, ze vertelt altijd de waarheid.
9. Sus amigos respetan a los dos por estas cualidades. Hun vrienden respecteren hen allebei vanwege deze kwaliteiten.
10. Sus amigos también son simpáticos. Zijn vrienden zijn ook vriendelijk.
11. Ellos parecen personas muy abiertas, como Pedro. Zij lijken heel open mensen, zoals Pedro.

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. Verdadero o Falso: Pedro es extrovertido.
  2. Waar of niet waar: Pedro is extravert.
  3. Verdadero o Falso: Pedro es una persona cerrada.
  4. Waar of niet waar: Pedro is een gesloten persoon.
  5. ¿Eres introvertido o extrovertido?
  6. Ben je introvert of extravert?

Oefening 2:

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

cariñoso, simpáticos, el más tímido, sincera, abierta, más inteligente

1.
También es muy ..., siempre dice la verdad.
(Ze is ook erg eerlijk, ze zegt altijd de waarheid.)
2.
Sus amigos también son ....
(Zijn vrienden zijn ook vriendelijk.)
3.
De sus amigos es ... con desconocidos.
(Van zijn vrienden is hij de meest verlegen met onbekenden.)
4.
Es ... con su familia. Los quiere mucho.
(Hij is lief voor zijn familie. Hij houdt veel van hen.)
5.
Tiene novia. Ella es ... a nuevas experiencias.
(Hij heeft een vriendin. Zij staat open voor nieuwe ervaringen.)
6.
Ella es la persona ... que conoce.
(Zij is de slimste persoon die hij kent.)