Spaans A2.20.1 De bloemenwinkel van Marta

Een kort verhaal over een dag in de bloemenwinkel van Marta.

Cuento corto: La floristería de Marta

Una historia corta sobre un día en la floristería de Marta.

Spaans A2.20.1 De bloemenwinkel van Marta

A2 Spaans

Niveau: A2

Module 3: Planes para el fin de semana (Weekendplannen)

Les 20: Comprar un regalo especial (Een speciaal cadeau kopen)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

Tekst en vertaling

1. Marta tiene un jardín que está lleno de flores. Marta heeft een tuin die vol staat met bloemen.
2. Ella planta las flores y luego las lleva a su floristería. Zij plant de bloemen en brengt ze vervolgens naar haar bloemisterij.
3. La floristería de Marta que está en el centro es muy bonita. De bloemenwinkel van Marta die in het centrum is, is erg mooi.
4. Todos los días hay muchas personas que compran aquí ramos de flores. Elke dag zijn er veel mensen die hier boeketten bloemen kopen.
5. Las rosas que son rojas son muy populares. De rozen die rood zijn, zijn erg populair.
6. Marta también tiene unas margaritas blancas y pequeñas. Marta heeft ook enkele witte en kleine margrieten.
7. La flor favorita de Marta son los girasoles. Marta's favoriete bloem zijn de zonnebloemen.
8. Cuando ella organiza los floreros llega un hombre. Wanneer zij de vazen organiseert, komt er een man.
9. Él le dice: "Quiero comprar los narcisos amarillos." Hij zegt tegen haar: "Ik wil de narcissen kopen."
10. Marta le dice: "¿Le quieres regalar un ramo a tu mujer?" Marta zegt: "Wil je een boeket aan je vrouw geven?"
11. El hombre le responde: "Sí, quiero regalarle un ramo de flores." De man antwoordt haar: "Ja, ik wil haar een boeket bloemen geven."
12. Marta le hace un ramo de flores y también le da un tulipán. Marta maakt een boeket bloemen en geeft haar ook een tulp.
13. El hombre está muy contento y se despide sonriendo. De man is heel blij en hij neemt afscheid met een glimlach.

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Dónde Marta planta sus flores?
  2. Waar plant Marta haar bloemen?
  3. ¿Qué flores compra el hombre?
  4. Welke bloemen koopt de man?
  5. ¿Cuáles son tus flores favoritas y por qué?
  6. Wat zijn jouw favoriete bloemen en waarom?
  7. ¿Has regalado flores a alguien alguna vez?
  8. Heb je wel eens bloemen aan iemand gegeven?
  9. ¿Has plantado una flor alguna vez?
  10. Heb je ooit een bloem geplant?

Oefening 2:

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

floristería, tulipán, margaritas, floreros, regalar, girasoles

1.
Cuando ella organiza los ... llega un hombre.
(Wanneer zij de vazen organiseert, komt er een man binnen.)
2.
La flor favorita de Marta son los ....
(Marta's favoriete bloem is de zonnebloem.)
3.
Marta también tiene unas ... blancas y pequeñas.
(Marta heeft ook kleine witte margrieten.)
4.
Marta le dice: "¿Le quieres ... un ramo a tu mujer?"
(Marta zegt: "Wil je een boeket aan je vrouw geven?")
5.
La ... de Marta que está en el centro es muy bonita.
(De bloemenwinkel van Marta die in het centrum is, is heel mooi.)
6.
Marta le hace un ramo de flores y también le da un ....
(Marta maakt een boeket bloemen voor hem en geeft hem ook een tulp.)