Planear (plannen) - Condicional simple, indicativo (Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Planear - Vervoeging van plannen in het Spaans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voorwaardelijke wijs, indicatieve tijd (Condicional simple, indicativo).
Condicional simple, indicativo (Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Planear (plannen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Fechas del calendario y días festivos. (Kalenderdata en feestdagen)
Voltooid verleden toekomende tijd van planear
Spaans | Nederlands |
---|---|
yo planearía | ik zou plannen |
tú planearías | jij zou plannen |
él/ella planearía | hij zou plannen |
nosotros/nosotras planearíamos | wij zouden plannen |
vosotros/vosotras planearíais | jullie zouden plannen |
ellos/ellas planearían | zij zouden plannen |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo planearía visitar la oficina de turismo. | Ik zou plannen de toeristische dienst te bezoeken. |
Tú planearías el viaje con el guía turístico. | Jij zou de reis plannen met de reisgids. |
Él planearía una excursión relajada. | Hij zou een ontspannend uitstapje plannen. |
Nosotros planearíamos comprar un billete pronto. | We zouden binnenkort een kaartje kopen. |
Vosotros planearíais irse de vacaciones en verano. | Jullie zouden plannen maken om op zomervakantie te gaan. |
Ellos planearían tener planes en la agencia de viajes. | Zij zouden plannen maken bij het reisbureau. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
planearíais, planearía, planearías, planearíamos, planearían
1.
Vosotros ... irse de vacaciones en verano.
(Jullie zouden plannen maken om op zomervakantie te gaan.)
2.
Tú ... el viaje con el guía turístico.
(Jij zou de reis plannen met de reisgids.)
3.
Él ... una excursión relajada.
(Hij zou een ontspannend uitstapje plannen.)
4.
Nosotros ... comprar un billete pronto.
(We zouden binnenkort een kaartje kopen.)
5.
Yo ... visitar la oficina de turismo.
(Ik zou plannen de toeristische dienst te bezoeken.)
6.
Ellos ... tener planes en la agencia de viajes.
(Zij zouden plannen maken bij het reisbureau.)