10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A2.22: Het verleden door elkaar halen

Mezclando el pasado

A2.22: Het verleden door elkaar halen

Leerdoelen:

  • Narra historias del pasado (Verhalen uit het verleden vertellen)
  • Hablar sobre el pasado (Praat over het verleden)
  • ¿El pretérito imperfecto o el pretérito indefinido? (De onvoltooide verleden tijd of de voltooid verleden tijd?)
  • "Dolor y Gloria": Redescubriendo el Pasado ("Dolor y Gloria": Het Herontdekken van het Verleden)

Leermodule 3 (A2): El buen pasado (De goeie oude tijd)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Kernwoordenschat (12)

 Venir (komen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vosotros venís al río para admirar la naturaleza.

(Jullie komen naar de rivier om van de natuur te genieten.)

Venir

(Komen)

 Andar (lopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Yo ando por el campo para descansar.

(Ik wandel door het platteland om te ontspannen.)

Andar

(Lopen)

 Aparecer (verschijnen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vosotros aparecéis en el aeropuerto temprano para facturar el equipaje.

(Jullie verschijnen vroeg op de luchthaven om in te checken met de bagage.)

Aparecer

(Verschijnen)

 Desaparecer (verdwijnen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ellos desaparecen cuando se registran en la recepción del hotel.

(Zij verdwijnen wanneer zij inchecken bij de receptie van het hotel.)

Desaparecer

(Verdwijnen)

 El cuento: Het verhaal (Spaans)

A menudo leíamos el cuento en voz alta durante la clase.

(We lazen vaak het verhaal hardop voor tijdens de les.)

El cuento

(Het verhaal)

 La historia: De geschiedenis (Spaans)

Esta ciudad está llena de historia.

(Deze stad is vol geschiedenis.)

La historia

(De geschiedenis)

 El personaje: Het personage (Spaans)

En el cuento, el personaje principal desapareció de repente.

(In het verhaal verdween het hoofdpersonage plotseling.)

El personaje

(Het personage)

 Antes: Eerder (Spaans)

Antes de la pandemia, la gente paseaba con sus perros.

(Voor de pandemie gingen mensen wandelen met hun honden.)

Antes

(Eerder)

 Después: Daarna (Spaans)

Primero cenábamos en familia y después contábamos cuentos antes de dormir.

(Eerst aten we als gezin en daarna vertelden we verhalen voor het slapengaan.)

Después

(Daarna)

 De repente: Plotseling (Spaans)

Estábamos caminando por el bosque cuando, de repente, apareció un zorro.

(We waren door het bos aan het wandelen toen er plotseling een vos verscheen.)

De repente

(Plotseling)

 Al final: Ten slotte (Spaans)

Al final del cuento, los personajes descubrieron un secreto increíble.

(Tenslotte ontdekten de personages een ongelooflijk geheim.)

Al final

(Ten slotte)

 Al principio: In het begin (Spaans)

Al principio, el personaje del cuento parecía misterioso.

(In het begin leek het personage in het verhaal mysterieus.)

Al principio

(In het begin)

Woordenlijst (20)

Kernwoordenschat (12): Werkwoorden: 4, Bijwoorden: 2, Tussenwerpsel: 3, Zelfstandige naamwoorden: 3,
Contextwoordenschat: 8

Spaans Nederlands
Al final Aan het einde
Al principio In het begin
Andaba Liep
Andar Lopen
Antes Vroeger
Aparece Verschijnt
Aparecer Verschijnen
Apareció Verschijnt
De repente Plotseling
Desaparecer Verdwijnen
Desaparecieron Verdwenen
Desapareció Hij verdween
Después Daarna
Director Regisseur
El cuento Het verhaal
El personaje Het personage
La historia De geschiedenis
Personajes Personages
Protagonista Hoofdrolspeler
Venir Komen