10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A1.41: Hobby's beschrijven - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

habéis tomado, otra, A veces, está oliendo, abiertos

1. Tomar: Vosotros ... el menú para leerlo.

Vosotros habéis tomado el menú para leerlo.
(Vertaling laden...)

2. Abrir: Los hospitales están ... todos los días.

Los hospitales están abiertos todos los días.
(Vertaling laden...)

3. ... nadan en la piscina después del trabajo, no todos los días.

A veces nadan en la piscina después del trabajo, no todos los días.
(Soms zwemmen ze na het werk in het zwembad, niet elke dag.)

4. Una chica pasea al perro, mientras ... cuida al gato.

Una chica pasea al perro, mientras otra cuida al gato.
(Vertaling laden...)

5. Oler: Mi hermana ... las flores.

Mi hermana está oliendo las flores.
(Vertaling laden...)

Oefening 2: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Vosotros nadáis en el río cerca de la villa.
Jullie zwemmen in de rivier dichtbij het dorp.
2. Yo paso los vasos a la cocina.
Ik breng de glazen naar de keuken.
3. Yo corro todas las mañanas por el parque.
Ik ren elke ochtend door het park.
4. Nosotros regamos el césped.
Wij besproeien het gras.
5. Ellos usan ropa cómoda para pasear a la mascota.
Zij dragen comfortabele kleding om de huisdier uit te laten.

Oefening 3: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Ik ren elke ochtend door het park.
Yo corro todas las mañanas por el parque.
2. Zij dragen comfortabele kleding om de huisdier uit te laten.
Ellos usan ropa cómoda para pasear a la mascota.
3. Jullie zitten op het terras bij zonsondergang.
Vosotros os sentáis en la terraza al atardecer.
4. Jij zaait de zaden.
Tú siembras las semillas.
5. Ze poetsen elke dag hun tanden.
Ellos se cepillan los dientes todos los días.