10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A1.40: Sport en beweging - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

vendido, están regando, organizada, preparadas, otras

1. Organizar: La oficina de correos es ....

La oficina de correos es organizada.
( used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

2. Unas mascotas son solitarias, ... no.

Unas mascotas son solitarias, otras no.
( used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

3. Preparar: Las bibliotecas están ... para el nuevo semestre.

Las bibliotecas están preparadas para el nuevo semestre.
( used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

4. Vender: El coche ... pasa por la gasolinera.

El coche vendido pasa por la gasolinera.
( used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

5. Regar: Mis abuelos ... las plantas.

Mis abuelos están regando las plantas.
( used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

Oefening 2: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Vosotros os sentáis en la terraza al atardecer.
Jullie zitten op het terras bij zonsondergang.
2. Vosotros alquiláis una casa en el campo.
Jullie huren een huis op het platteland.
3. Yo paso los vasos a la cocina.
Ik breng de glazen naar de keuken.
4. Ellos cultivan plantas encima de la ventana.
Zij kweken planten op de vensterbank.
5. Ellos usan ropa cómoda para pasear a la mascota.
Zij dragen comfortabele kleding om de huisdier uit te laten.

Oefening 3: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Ze poetsen elke dag hun tanden.
Ellos se cepillan los dientes todos los días.
2. Zij kweken planten op de vensterbank.
Ellos cultivan plantas encima de la ventana.
3. Ik breng de glazen naar de keuken.
Yo paso los vasos a la cocina.
4. Jij wandelt elke dag met je hond.
Tú paseas con tu perro todos los días.
5. Jullie reserveren een auto voor de reis.
Vosotros reserváis un coche para el viaje.