10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.39: Eten bestellen en uit eten gaan

Pedir comida y comer fuera

A1.39: Eten bestellen en uit eten gaan

Leerdoelen:

  • Tener conversaciones básicas en un restaurante (Basisgesprekken voeren in een restaurant)
  • Reserva una mesa y pide algo del menú (Reserveer een tafel en bestel iets van het menu)
  • "Haber" + participio (el pretérito perfecto) ("Haber" + participio (el pretérito perfecto))
  • Ferran Adrià y el restaurante "El Bulli" (Ferran Adrià en het restaurant "El Bulli")

Leermodule 6 (A1): La ciudad y el pueblo (De stad en het dorp)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vind de woorden

Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.

Tips

Nemen , De ober , Het drankje , Het bord , Het menu , De pizzeria

e x m e l c a m a r e r o u g j b i v e l m e n ú s r u t q o l a p i z z e r í a n p q v r x e l p l a t o e a l x v i t o m a r m w d r w k l a b e b i d a s k y

Antwoorden

Score: 0/6

El plato (Het bord)
La pizzería (De pizzeria)
El camarero (De ober)
El menú (Het menu)
Tomar (Nemen)
La bebida (Het drankje)

Oefening 2: Zinnen herschikken

Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.

Toon vertaling
1. pizzería. | una mesa | en la | He reservado
He reservado una mesa en la pizzería.
(Ik heb een tafel gereserveerd in de pizzeria.)
2. la noche. | por varios | bares durante | Hemos pasado
Hemos pasado por varios bares durante la noche.
(We zijn 's nachts langs verschillende bars gegaan.)
3. el | postre. | camarera | La | servido | ha
La camarera ha servido el postre.
(De serveerster heeft het dessert geserveerd.)
4. platos nuevos | para servir | que han | He visto | la comida. | usado los
He visto que han usado los platos nuevos para servir la comida.
(Ik heb gezien dat ze de nieuwe borden hebben gebruikt om het eten te serveren.)
5. cafetería. | He probado | en la | diferentes postres
He probado diferentes postres en la cafetería.
(Ik heb verschillende nagerechten geprobeerd in het café.)
6. restaurante. | una bebida | He tomado | en el
He tomado una bebida en el restaurante.
(Ik heb een drankje genomen in het restaurant.)
7. en la | He probado | delicioso! | un café | cafetería, ¡está
He probado un café en la cafetería, ¡está delicioso!
(Ik heb koffie geprobeerd in het café, het is heerlijk!)

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. El restaurante
(Het restaurant)
2. El bar
(De bar)
3. La bebida
(Het drankje)
4. El camarero
(De ober)
5. Tomar
(Nemen)
6. El postre
(Het dessert)
7. El plato
(Het bord)
8. El menú
(Het menu)

Oefening 4: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. He reservado una mesa en la pizzería.
Ik heb een tafel gereserveerd in de pizzeria.
2. Hemos pasado por varios bares durante la noche.
We zijn 's nachts langs verschillende bars gegaan.
3. La camarera ha servido el postre.
De serveerster heeft het dessert geserveerd.
4. He visto que han usado los platos nuevos para servir la comida.
Ik heb gezien dat ze de nieuwe borden hebben gebruikt om het eten te serveren.
5. He probado diferentes postres en la cafetería.
Ik heb verschillende nagerechten geprobeerd in het café.
6. He tomado una bebida en el restaurante.
Ik heb een drankje genomen in het restaurant.
7. He probado un café en la cafetería, ¡está delicioso!
Ik heb koffie geprobeerd in het café, het is heerlijk!
8. Han traído los menús al restaurante.
Ze hebben de menu's naar het restaurant gebracht.

Oefening 5: Conjugación verbal

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Trabajar (Pretérito perfecto, indicativo), Hablar (Pretérito perfecto, indicativo), Vivir (Pretérito perfecto, indicativo), Estudiar (Pretérito perfecto, indicativo), Beber (Pretérito perfecto, indicativo), Comer (Pretérito perfecto, indicativo)

1. Ellas ... en la oficina.

Ellas han comido en la oficina.
(Vertaling laden...)

2. Ellos ... en la villa por muchos años.

Ellos han vivido en la villa por muchos años.
(Zij hebben jarenlang in het dorp gewoond.)

3. Yo ... en esta casa.

Yo he vivido en esta casa.
(Ik heb in dit huis gewoond.)

4. Ellos ... los síntomas en el hospital.

Ellos han estudiado los síntomas en el hospital.
(Zij hebben de symptomen in het ziekenhuis bestudeerd.)

5. Él ... en la escuela.

Él ha estudiado en la escuela.
(Hij heeft op school gestudeerd.)

6. Vosotros ... en un albergue en francia, ¿verdad?

Vosotros habéis vivido en un albergue en francia, ¿verdad?
(Jullie hebben in een hostel in Frankrijk gewoond, nietwaar?)

7. Vosotros ... leche en la panadería.

Vosotros habéis bebido leche en la panadería.
(Vertaling laden...)

8. Yo ... en la oficina de correos.

Yo he trabajado en la oficina de correos.
(Vertaling laden...)

Oefening 6: "Haber" + participio (el pretérito perfecto)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

hemos tomado, has tomado, ha comido, he tomado, hemos bebido, has comido, habéis tomado, he bebido, han bebido, han comido

1. Beber: Ellos ... un zumo en la cafetería.

Ellos han bebido un zumo en la cafetería.
(Zij hebben een sapje gedronken in de cafetaria.)

2. Comer: Ella ... un plato de pasta en el restaurante italiano.

Ella ha comido un plato de pasta en el restaurante italiano.
(Zij heeft een bord pasta gegeten in het Italiaanse restaurant.)

3. Beber: Nosotras ... una bebida en el bar.

Nosotras hemos bebido una bebida en el bar.
(Wij hebben een drankje gedronken in de bar.)

4. Tomar: Nosotros ... una bebida fría en la cafetería.

Nosotros hemos tomado una bebida fría en la cafetería.
(Wij hebben een koud drankje genomen in de cafetaria.)

5. Tomar: Tú ... tu plato favorito en el restaurante.

Tú has tomado tu plato favorito en el restaurante.
(Je hebt je favoriete gerecht in het restaurant genomen.)

6. Tomar: Vosotros ... el menú para leerlo.

Vosotros habéis tomado el menú para leerlo.
(Jullie hebben het menu genomen om het te lezen.)

7. Comer: Ellas ... un postre después de la cena.

Ellas han comido un postre después de la cena.
(Zij hebben een dessert gegeten na het avondeten.)

8. Tomar: Yo ... un postre pequeño.

Yo he tomado un postre pequeño.
(Ik heb een klein dessert genomen.)

9. Beber: Yo ... un vaso de agua en el bar.

Yo he bebido un vaso de agua en el bar.
(Ik heb een glas water gedronken in de kroeg.)

10. Comer: Tú ... mucho hoy en la pizzería.

Tú has comido mucho hoy en la pizzería.
(Jij hebt vandaag veel gegeten in de pizzeria.)

Oefening 7: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Ik heb een drankje genomen in het restaurant.
He tomado una bebida en el restaurante.
2. Ze hebben de menu's naar het restaurant gebracht.
Han traído los menús al restaurante.
3. We zijn 's nachts langs verschillende bars gegaan.
Hemos pasado por varios bares durante la noche.
4. De serveerster heeft het dessert geserveerd.
La camarera ha servido el postre.
5. Ik heb een tafel gereserveerd in de pizzeria.
He reservado una mesa en la pizzería.
6. Ik heb verschillende nagerechten geprobeerd in het café.
He probado diferentes postres en la cafetería.
7. Ik heb gezien dat ze de nieuwe borden hebben gebruikt om het eten te serveren.
He visto que han usado los platos nuevos para servir la comida.
8. Ik heb koffie geprobeerd in het café, het is heerlijk!
He probado un café en la cafetería, ¡está delicioso!