10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A1.39: Eten bestellen en uit eten gaan - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

otra, Esta, porque, vendido, organizada

1. Una chica pasea al perro, mientras ... cuida al gato.

Una chica pasea al perro, mientras otra cuida al gato.
( used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

2. Organizar: La oficina de correos es ....

La oficina de correos es organizada.
(Het postkantoor is georganiseerd.)

3. Vender: El coche ... pasa por la gasolinera.

El coche vendido pasa por la gasolinera.
(De verkochte auto gaat naar het tankstation.)

4. ... tortuga es vieja, la otra es joven.

Esta tortuga es vieja, la otra es joven.
( used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

5. Quiero compartir el dúplex ... me gusta mucho.

Quiero compartir el dúplex porque me gusta mucho.
( used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

Oefening 2: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Tú paseas con tu perro todos los días.
Jij wandelt elke dag met je hond.
2. Vosotros os sentáis en la terraza al atardecer.
Jullie zitten op het terras bij zonsondergang.
3. Él apaga el televisor después de verlo.
Hij zet de televisie uit nadat hij ernaar heeft gekeken.
4. Yo enciendo la lámpara.
Ik doe de lamp aan.
5. Tú cuidas a la tortuga de juan.
Jij zorgt voor de schildpad van Juan.

Oefening 3: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Jullie huren een huis op het platteland.
Vosotros alquiláis una casa en el campo.
2. Jullie zitten op het terras bij zonsondergang.
Vosotros os sentáis en la terraza al atardecer.
3. Wij besproeien het gras.
Nosotros regamos el césped.
4. Zij verwarmen het glas.
Ellos calientan el vaso.
5. Jij zaait de zaden.
Tú siembras las semillas.