10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A1.33: Servies - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

está, lesionada, las menos tímidas, agotados, hay un

1. La cama ... en el dormitorio.

La cama está en el dormitorio.
(Het bed staat in de slaapkamer.)

2. Ellos se sienten ... del trabajo.

Ellos se sienten agotados del trabajo.
(: artículo indeterminado vs determinado used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

3. Allí ... armario .

Allí hay un armario .
(Daar is een kast.)

4. Ana y María son ... de sus amigos, son muy abiertas.

Ana y María son las menos tímidas de sus amigos, son muy abiertas.
(: artículo indeterminado vs determinado used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

5. Ella está ... y no puede ir a la escuela.

Ella está lesionada y no puede ir a la escuela.
(: artículo indeterminado vs determinado used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

Oefening 2: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Nosotros nos cuidamos juntos.
Wij zorgen voor elkaar.
2. A ella le duele la espalda.
Ze heeft rugpijn.
3. Ellos parecen emocionados por el viaje.
Zij lijken enthousiast over de reis.
4. Yo ayudo a preparar la comida.
Ik help bij het bereiden van het eten.
5. Ellos meditan todos los días.
Zij mediteren elke dag.

Oefening 3: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Zij mediteren elke dag.
Ellos meditan todos los días.
2. Ik help bij het bereiden van het eten.
Yo ayudo a preparar la comida.
3. Wij zijn naar Duitsland gereisd.
Nosotros hemos viajado a alemania.
4. Zij sluiten hun ogen om te slapen.
Ellos cierran los ojos para dormir.
5. Ik ken je neef.
Yo conozco a tu primo.