10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A1.32: Meubilair - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Aquellas, los más torpes, Aquellos, menos vagas, Esas

1. Lejos: ... camisetas son suaves.

Aquellas camisetas son suaves.
(Vertaling laden...)

2. Estos chicos son ... del pueblo.

Estos chicos son los más torpes del pueblo.
(Vertaling laden...)

3. Media distancia: ... casas son estrechas.

Esas casas son estrechas.
(Vertaling laden...)

4. Lejos: ... camareros son nuevos.

Aquellos camareros son nuevos.
(Vertaling laden...)

5. Ellas son las estudiantes ... de la universidad porque siempre estudian.

Ellas son las estudiantes menos vagas de la universidad porque siempre estudian.
(Vertaling laden...)

Oefening 2: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Yo ayudo a preparar la comida.
Ik help bij het bereiden van het eten.
2. Nosotros hemos viajado a alemania.
Wij zijn naar Duitsland gereisd.
3. Ellos miran el amanecer.
Zij kijken naar de zonsopgang.
4. A ella le duele la espalda.
Ze heeft rugpijn.
5. Ellos parecen emocionados por el viaje.
Zij lijken enthousiast over de reis.

Oefening 3: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Ik help bij het bereiden van het eten.
Yo ayudo a preparar la comida.
2. Zij lijken enthousiast over de reis.
Ellos parecen emocionados por el viaje.
3. Zij mediteren elke dag.
Ellos meditan todos los días.
4. Hij maakt zijn bureau schoon voordat hij gaat werken.
Él limpia su escritorio antes de trabajar.
5. Zij hoesten tijdens de les.
Ellos tosen durante la clase.