10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A1.20: Boodschappen doen - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Dónde, mucho, te levantas, nos levantamos, se levantan

1. ¿... está el azúcar?

¿Dónde está el azúcar?
(Vertaling laden...)

2. Nosotros ... pronto.

Nosotros nos levantamos pronto.
(Wij staan vroeg op.)

3. Ellos ... muy pronto por la mañana.

Ellos se levantan muy pronto por la mañana.
(Zij staan 's ochtends heel vroeg op.)

4. Tú ... a las seis.

Tú te levantas a las seis.
(Jij staat om zes uur op.)

5. Pago ... por esta ropa.

Pago mucho por esta ropa.
(Ik betaal veel voor deze kleding.)

Oefening 2: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. El vino cuesta menos de lo esperado.
De wijn kost minder dan verwacht.
2. Tú siempre cenas con tu familia.
Jij dineert altijd met je familie.
3. Tú compras la leche después del trabajo.
Jij koopt de melk na het werk.
4. ¿Cuándo vienes mañana?
Wanneer kom je morgen?
5. Ellos cocinan para la fiesta.
Zij koken voor het feest.

Oefening 3: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Hij drinkt koffie in de ochtend.
Él bebe café por la mañana.
2. Jullie dromen ervan om jullie eigen bedrijf te openen.
Vosotros soñáis con abrir vuestro propio negocio.
3. Wij gaan naar bed na het avondeten.
Nosotros nos acostamos después de cenar.
4. Je mengt de thee met de honing.
Tú mezclas el té con la miel.
5. Hoe heet jij?
¿Cómo te llamas?