A1.12: Rangtelwoorden - herhalingsoefeningen
De docent geeft aan het einde van elke les aan welke onderwerpen door elke student kunnen worden voorbereid. De oefeningen kunnen samen tijdens de les of als individuele lesvoorbereiding worden gedaan.
Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.
Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingvan, comprendemos, de, trabajan, húmedo, vas, a, vais, viven, voy
1. Vosotras ... a disfrutar del calor en julio.
2. Yo ... a celebrar mi cumpleaños en enero.
3. Ellos ... a celebrar la Navidad en familia.
4. Ellos ... con sus padres.
5. Nosotros ... la situación.
6. Hoy a las diez ... la noche voy a Portugal.
7. Ellos ... el fin de semana.
8. El clima en la selva es muy ....
9. Tú ... a descansar en las vacaciones.
10. Hoy ... la medianoche celebro mi cumpleaños.
Oefening 2: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingHacer (Presente, indicativo), Amar (Presente, indicativo), Quedar (Presente, indicativo), Cambiar (Presente, indicativo), Ir (Presente, indicativo), Ver (Presente, indicativo), Preferir (Presente, indicativo), Comprender (Presente, indicativo)
1. Nosotros ... el partido de fútbol juntos.
2. Yo siempre ... mis tareas por la tarde.
3. Tú ... a tus amigos los fines de semana.
4. Ellos ... de vacaciones a la playa.
5. Yo ... al mercado todos los días.
6. Tú ... a la escuela en bicicleta.
7. Vosotras ... en el restaurante de siempre.
8. Ellos ... el deporte.
9. Vosotros ... las compras juntos.
10. Él ... sus planes todos los días.
Oefening 3: Vind de woorden
Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.
Antwoorden tonen Toon hintsTips
De temperatuur , De student , Mei , De middernacht , De brandweerman , April , Het weer , De kok , Vertrouwen , Gisteren
Antwoorden
Score: 0/10
La temperatura | (De temperatuur) |
Confiar | (Vertrouwen) |
La medianoche | (De middernacht) |
El cocinero | (De kok) |
El estudiante | (De student) |
Ayer | (Gisteren) |
Mayo | (Mei) |
El tiempo | (Het weer) |
El bombero | (De brandweerman) |
Abril | (April) |
Oefening 4: Zinnen herschikken
Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingOefening 5: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
El ingeniero
|
(De ingenieur) |
2.
Romper
|
(Breken) |
3.
Abril
|
(April) |
4.
Calor
|
(De warmte) |
5.
Octubre
|
(Oktober) |
6.
Enero
|
(Januari) |
7.
Divorciarse
|
(Scheiden) |
8.
El médico
|
(De arts) |
9.
Diciembre
|
(December) |
10.
El gerente
|
(De manager) |
Oefening 6: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoordenOefening 7: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoorden