Spaans A2.1.2 Luis reist naar Mallorca.

Een kort verhaal over Luis, een toerist, die een reis maakt naar een andere stad in Spanje.

Cuento corto: Luis viaja a Mallorca.

Un cuento corto sobre Luis, un turista, que hace un viaje a otra cuidad en España.

Spaans A2.1.2 Luis reist naar Mallorca.

A2 Spaans

Niveau: A2

Module 1: Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)

Les 1: Planes de vacaciones (Vakantieplannen)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

Tekst en vertaling

1. Luis viaja a Mallorca para pasar las vacaciones en la playa. Luis reist naar Mallorca om vakantie op het strand door te brengen.
2. Compra el billete en una agencia de viajes en Madrid. Hij koopt het ticket bij een reisbureau in Madrid.
3. Él se siente relajado porque conoce esta agencia de viajes. Hij voelt zich ontspannen omdat hij dit reisbureau kent.
4. El vuelo sale desde Madrid a las ocho y llega a las nueve. De vlucht vertrekt vanuit Madrid om acht uur en komt aan om negen uur.
5. Primero va a una oficina de turismo. Eerst gaat hij naar een toeristenbureau.
6. En la oficina reserva una excursión. In het kantoor reserveert hij een excursie.
7. El guía turístico lleva a Luis hasta las playas más bonitas de Mallorca. De reisleider brengt Luis naar de mooiste stranden van Mallorca.
8. Luego Luis visita la ciudad en una visita guiada. Daarna bezoekt Luis de stad met een rondleiding.
9. Tiene planes de visitar la Catedral de Palma Hij heeft plannen om de kathedraal van Palma te bezoeken

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Desde dónde viaja Luis a Mallorca?
  2. Van waar reist Luis naar Mallorca?
  3. ¿A dónde lleva el guía turístico a Luis?
  4. Waar brengt de toeristische gids Luis naartoe?
  5. ¿Te gustan las vacaciones en la playa?
  6. Hou je van vakanties aan het strand?
  7. ¿Qué sabes de Mallorca?
  8. Wat weet jij over Mallorca?

Oefening 2:

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

viaja, relajado, excursión, oficina de turismo, vuelo, Tiene planes

1.
Luis ... a Mallorca para pasar las vacaciones en la playa.
(Luis reist naar Mallorca om de vakantie op het strand door te brengen.)
2.
... de visitar la Catedral de Palma
(Hij heeft plannen om de kathedraal van Palma te bezoeken)
3.
Él se siente ... porque conoce esta agencia de viajes.
(Hij voelt zich ontspannen omdat hij dit reisbureau kent.)
4.
En la oficina reserva una ....
(In het kantoor boekt hij een excursie.)
5.
Primero va a una ....
(Eerst gaat hij naar een VVV-kantoor.)
6.
El ... sale desde Madrid a las ocho y llega a las nueve.
(De vlucht vertrekt vanuit Madrid om acht uur en komt om negen uur aan.)