Spaans A1.34.2 De huishoudelijke apparaten in huis Delen Gekopieerd!
Leer hoe je huishoudelijke apparaten thuis gebruikt met praktische zinnen.
Cuento corto: Los electrodomésticos en casa
Aprende cómo usar electrodomésticos en casa con frases prácticas.
A1 Spaans
Niveau: A1
Module 5: En casa (Thuis)
Les 34: Electrodomésticos (Huishoudelijke apparaten)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
Audio en video
Tekst en vertaling
| 1. | En la cocina hay un microondas y un horno para calentar comida. | In de keuken zijn er een magnetron en een oven om eten op te warmen. |
| 2. | Uso la lavadora para lavar mi ropa sucia. | Ik gebruik de wasmachine om mijn vuile kleren te wassen. |
| 3. | Después de lavar, pongo la ropa en la secadora. | Na het wassen stop ik de kleding in de droger. |
| 4. | El lavaplatos limpia los platos después de comer. | De vaatwasser maakt de borden schoon na het eten. |
| 5. | Cuando hace frío, enciendo el radiador. | Wanneer het koud is, zet ik de radiator aan. |
| 6. | Es importante apagar los aparatos cuando no los usamos. | Het is belangrijk om de apparaten uit te schakelen wanneer we ze niet gebruiken. |
| 7. | La aspiradora es útil para limpiar el suelo. | De stofzuiger is handig om de vloer schoon te maken. |
| 8. | Mi frigorífico está lleno de productos frescos. | Mijn koelkast zit vol met verse producten. |
| 9. | Todo eso puede ayudarte mucho en la casa. | Al die dingen kunnen je veel helpen in huis. |
Oefening 1: Discussievragen
Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.
- ¿Qué electrodomésticos se utilizan en la cocina ?
- ¿Qué electrodomésticos se utilizan para limpiar?
- ¿Qué electrodomésticos usas todos los días?
- ¿Prefieres limpiar o cocinar?
Welke apparaten worden in de keuken gebruikt?
Welke huishoudelijke apparaten worden gebruikt voor schoonmaken?
Welke huishoudelijke apparaten gebruik je elke dag?
Geef jij de voorkeur aan schoonmaken of koken?
Oefening 2:
Instructie: Vul het juiste woord in.
secadora, apagar, lavaplatos, radiador, microondas, aspiradora
1.
Después de lavar, pongo la ropa en la ....
(Na het wassen stop ik de kleren in de droger.)
2.
Cuando hace frío, enciendo el ....
(Wanneer het koud is, zet ik de radiator aan.)
3.
En la cocina hay un ... y un horno para calentar comida.
(In de keuken zijn er een magnetron en een oven om eten op te warmen.)
4.
El ... limpia los platos después de comer.
(De vaatwasser maakt de borden schoon na het eten.)
5.
Es importante ... los aparatos cuando no los usamos.
(Het is belangrijk om de apparaten uit te schakelen wanneer we ze niet gebruiken.)
6.
La ... es útil para limpiar el suelo.
(De stofzuiger is handig om de vloer schoon te maken.)
