A1.20.2 De werkwoorden met stamveranderingen
Leren over werkwoorden die veranderingen in hun stam ondergaan wanneer ze vervoegd worden.
Gramática: Los verbos con cambios de raíz
A1 Spaans Stamveranderende werkwoorden
Niveau: A1
Module 3: Día a día (Dag tot dag)
Les 20: Hacer la compra (Boodschappen doen)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
Audio en video
- Sommige werkwoorden ondergaan stamveranderingen wanneer ze in de tegenwoordige tijd worden vervoegd, vooral in de personen: yo, tú, él/ella/usted, y ellos/ellas/ustedes, maar niet altijd in nosotros/nosotras y vosotros/vosotras.
- Er zijn vier hoofdregels om de klinkerwisseling te begrijpen.
- Wisseling van de stamklinker e → i. Voorbeeld: servir → sirvo
- Stamklinkerwisseling e → ie. Voorbeeld: querer → quiero
- Wisseling van stamklinker o → ue . Voorbeeld: volver → vuelvo
- Stamverandering u → ue. Voorbeeld: jugar → juego
Cambio de raíz | Verbo | Ejemplo |
---|---|---|
e → ie | Preferir | Yo prefiero el pan. (Ik geef de voorkeur aan brood.) |
Querer | Yo quiero la vainilla. (Ik wil de vanille.) | |
Entender | Tú entiendes la receta. (Jij begrijpt het recept.) | |
e → i | Pedir | Él pide el ajo. (Hij vraagt om de knoflook.) |
Servir | Él sirve el chocolate. (Hij serveert de chocolade.) | |
o → ue | Volver | Tú vuelves con los tomates. (Jij komt terug met de tomaten.) |
Soler | Yo suelo probar la comida antes de servirla. (Ik probeer meestal het eten voordat ik het serveer.) | |
Dormir | Ellos duermen después de cocinar el arroz. (Zij slapen nadat zij rijst hebben gekookt.) | |
u → ue | Jugar | Ellas juegan con la masa. (Zij spelen met het deeg.) |
Oefening 1: De werkwoorden met stamveranderingen
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingcierro, prueba, repiten, sueles, empieza, pide, cuesta
1. El libro ... veinte euros.
2. Ellos ... el proceso de batir los huevos.
3. Ella ... la sopa.
4. Tú ... agregar más sal a la sopa.
5. Ella ... ayuda para su tarea.
6. Yo ... el frasco de mermelada.
7. Él ... a mezclar la harina.
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
Pide
|
(Zij vraagt) |
2.
Cierro
|
(Ik sluit) |
3.
Prueba
|
(Zij proeft) |
4.
Empieza
|
(Hij begint) |
5.
Sueles
|
(Jij voegt meestal) |
6.
Cuesta
|
(Kost) |
7.
Repiten
|
(Zij herhalen) |