- We gebruiken de aanvoegende wijs tegenwoordige tijd om gevoelens en emoties uit te drukken.
- De meest voorkomende uitdrukkingen zijn: "me gusta/encanta que, me alegra que, me molesta/fastidia que, odio que".
Expresión | Ejemplo |
---|---|
Me encanta que | Me encanta que la carta escrita a mano incluya un sello original. (Ik hou ervan dat de handgeschreven brief een originele postzegel bevat.) |
Me alegra que | Me alegra que escribas un saludo breve y formal en el email. (Ik ben blij dat je schrijft een kort en formeel groet in de e-mail.) |
Me molesta que | Me molesta que el destinatario no lea el asunto del email antes de responder. (Het stoort me dat de ontvanger de onderwerpregel van de e-mail niet leest voordat hij antwoordt.) |
Odio que | Odio que él redacte mal la carta. (Odio que hij de brief verkeerd opstelt.) |
Uitzonderingen!
- Als de gevoeluitdrukking hetzelfde onderwerp in beide delen van de zin heeft, wordt de infinitief gebruikt in plaats van de subjunctief. Voorbeeld: "Me gusta escribir cartas a mano."
- Als de actie gewoonlijk is, gebruiken we de indicatief in plaats van de conjunctief. Voorbeeld: "Me gusta que siempre envías el email con un asunto claro."
Oefening 1: Presente de subjuntivo: sensaciones y sentimientos
Instructie: Vul het juiste woord in.
redactes, escribas, esté, incluya, responda, escriba, incluyas, exprese
1.
Escribir (tú):
Me gusta que ... la carta con un saludo breve y formal.
(Ik vind het leuk dat je de brief schrijft met een korte en formele begroeting.)
2.
Responder (él/ella/usted):
Me encanta que el destinatario ... rápidamente al email.
(Ik houd ervan dat de ontvanger snel op de e-mail reageert.)
3.
Estar (él/ella/usted):
Me molesta que el asunto del email no ... claro.
(Het stoort me dat het onderwerp van de e-mail niet duidelijk is.)
4.
Redactar (tú):
Me fastidia que no ... bien.
(Het irriteert me dat je niet goed schrijft.)
5.
Incluir (tú):
Me alegra que ... un sello tan original.
(Ik ben blij dat je zo'n origineel zegel opneemt.)
6.
Escribir (él/ella/usted):
Me encanta que ... las cartas a mano.
(Ik vind het geweldig dat hij de brieven met de hand schrijft.)
7.
Expresar (él/ella/usted):
Odio que el jefe no ... el asunto de forma clara.
(Ik haat dat de baas de kwestie niet duidelijk uitspreekt.)
8.
Incluir (él/ella/usted):
Me molesta que el email no ... una despedida formal.
(Het stoort me dat de e-mail geen formele afsluiting bevat.)