- Het lidwoord stemt overeen met het zelfstandig naamwoord (geslacht en aantal).
- Het lidwoord staat voor het zelfstandig naamwoord.
- Er zijn 4 bepaalde lidwoorden.
- Er zijn 4 onbepaalde lidwoorden.
Artículos definidos (Bepaalde lidwoorden) | Masculino (Mannelijk) | Femenino (Vrouwelijk) |
Singular (Enkelvoud) | El (El libro (Het boek)) | La (La casa (Het huis)) |
Plural (Meervoud) | Los (Los libros (De boeken)) | Las (Las casas (De huizen)) |
Artículos indefinidos (Onbepaalde lidwoorden) | Masculino (Mannelijk) | Femenino (Vrouwelijk) |
Singular (Enkelvoud) | Un (Un libro (Een boek)) | Una (Una casa (Een huis)) |
Plural (Meervoud) | Unos (Unos libros (Ongeveer boeken)) | Unas (Unas casas (Unas huizen)) |
Oefening 1: Los artículos en español
Instructie: Vul het juiste woord in.
La, Las, El, la, Los, Unas, el
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. ¿De dónde eres? Soy de ____.
(Waar kom je vandaan? Ik kom uit ____. )2. Vivo en ____ capital de Francia, París.
(Ik woon in ____ hoofdstad van Frankrijk, Parijs.)3. Ella es ____ y vive en Portugal.
(Zij is ____ en woont in Portugal.)4. En ____ se hablan varios idiomas.
(In ____ worden verschillende talen gesproken.)5. ____ Países Bajos tienen muchas regiones interesantes.
(____ Nederland heeft veel interessante regio's.)6. Vivo en ____ ciudad bonita en el Reino Unido.
(Ik woon in ____ mooie stad in het Verenigd Koninkrijk.)