- De formule is: "ir + a" + infinitivo.
- Gebruik deze structuur om over nabije toekomstige acties te praten.
Pronombre | Fórmula | Ejemplo |
---|---|---|
Yo | Voy + a + infinitivo | Yo voy a viajar en octubre. (Ik ga reizen in oktober.) |
Tú | Vas + a + infinitivo | Tú vas a descansar en verano. (Jij gaat uitrusten in de zomer.) |
Él/Ella/Usted | Va + a + infinitivo | Ella va a celebrar su cumpleaños en septiembre. (Zij gaat haar verjaardag vieren in september.) |
Nosotros/Nosotras | Vamos + a + infinitivo | Nosotros vamos a disfrutar de la nieve en invierno. (Wij gaan genieten van de sneeuw in de winter.) |
Vosotros/Vosotras | Vais + a + infinitivo | Vosotros vais a visitar Italia en otoño. (Jullie gaan bezoeken Italië in de herfst.) |
Ellos/Ellas/Ustedes | Van + a + infinitivo | Ellas van a empezar una nueva rutina en enero. (Zij gaan beginnen met een nieuwe routine in januari.) |
Oefening 1: "Ir + a" + infinitivo
Instructie: Vul het juiste woord in.
van, va, voy, vamos, vas, vais
1.
En verano nosotros ... a viajar.
(In de zomer gaan wij reizen.)
2.
El tiempo ... a cambiar en invierno.
(Het weer gaat veranderen in de winter.)
3.
Yo ... a celebrar mi cumpleaños en enero.
(Ik ga mijn verjaardag in januari vieren.)
4.
Vosotras ... a disfrutar del calor en julio.
(Jullie gaan genieten van de warmte in juli.)
5.
Tú ... a descansar en las vacaciones.
(Jij gaat uitrusten tijdens de vakantie.)
6.
Ellos ... a celebrar la Navidad en familia.
(Zij gaan Kerstmis met de familie vieren.)
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
vais
jullie gaan
2
va
zal
3
vas
jij gaat
4
voy
ik ga