10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.11.2 "Ir + a" + infinitivo

De combinatie van het werkwoord "ir" + a + infinitivo...

Gramática: "Ir + a" + infinitivo

A1 Spaans Naar de toekomst gaan

Niveau: A1

Module 2: De horas a estaciones (Van uren tot seizoenen)

Les 11: Estaciones, meses y partes del año. (Seizoenen, maanden en delen van het jaar)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio with translations
Audio with translations

  1. De formule is: "ir + a" + infinitivo.
  2. Gebruik deze structuur om over nabije toekomstige acties te praten.
PronombreFórmulaEjemplo
YoVoy + a + infinitivoYo voy a viajar en octubre. (Ik ga reizen in oktober.)
Vas + a + infinitivovas a descansar en verano. (Jij gaat uitrusten in de zomer.)
Él/Ella/UstedVa + a + infinitivoElla va a celebrar su cumpleaños en septiembre. (Zij gaat haar verjaardag vieren in september.)
Nosotros/NosotrasVamos + a + infinitivoNosotros vamos a disfrutar de la nieve en invierno. (Wij gaan genieten van de sneeuw in de winter.)
Vosotros/VosotrasVais + a + infinitivoVosotros vais a visitar Italia en otoño.  (Jullie gaan bezoeken Italië in de herfst.)
Ellos/Ellas/UstedesVan + a + infinitivoEllas van a empezar una nueva rutina en enero. (Zij gaan beginnen met een nieuwe routine in januari.)

Oefening 1: "Ir + a" + infinitivo

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

vais, va, voy, van, vas, vamos

1. Ellos ... a celebrar la Navidad en familia.

Ellos van a celebrar la Navidad en familia.
(Zij gaan Kerstmis met de familie vieren.)

2. El tiempo ... a cambiar en invierno.

El tiempo va a cambiar en invierno.
(Het weer gaat veranderen in de winter.)

3. Yo ... a celebrar mi cumpleaños en enero.

Yo voy a celebrar mi cumpleaños en enero.
(Ik ga mijn verjaardag in januari vieren.)

4. En verano nosotros ... a viajar.

En verano nosotros vamos a viajar.
(In de zomer gaan wij reizen.)

5. Tú ... a descansar en las vacaciones.

Tú vas a descansar en las vacaciones.
(Jij gaat uitrusten tijdens de vakantie.)

6. Vosotras ... a disfrutar del calor en julio.

Vosotras vais a disfrutar del calor en julio.
(Jullie gaan genieten van de warmte in juli.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Voy
(Ik ga)
2. Van
(Zij gaan)
3. Vas
(Jij gaat)
4. Vais
(Jullie gaan)
5. Vamos
(Gaan)
6. Va
(Zal)