A1.11.2 "Ir + a" + infinitivo
De combinatie van het werkwoord "ir" + a + infinitivo...
Gramática: "Ir + a" + infinitivo
A1 Spaans Naar de toekomst gaan
Niveau: A1
Module 2: De horas a estaciones (Van uren tot seizoenen)
Les 11: Estaciones, meses y partes del año. (Seizoenen, maanden en delen van het jaar)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
Audio en video
- De formule is: "ir + a" + infinitivo.
- Gebruik deze structuur om over nabije toekomstige acties te praten.
Pronombre | Fórmula | Ejemplo |
---|---|---|
Yo | Voy + a + infinitivo | Yo voy a viajar en octubre. (Ik ga reizen in oktober.) |
Tú | Vas + a + infinitivo | Tú vas a descansar en verano. (Jij gaat uitrusten in de zomer.) |
Él/Ella/Usted | Va + a + infinitivo | Ella va a celebrar su cumpleaños en septiembre. (Zij gaat haar verjaardag vieren in september.) |
Nosotros/Nosotras | Vamos + a + infinitivo | Nosotros vamos a disfrutar de la nieve en invierno. (Wij gaan genieten van de sneeuw in de winter.) |
Vosotros/Vosotras | Vais + a + infinitivo | Vosotros vais a visitar Italia en otoño. (Jullie gaan bezoeken Italië in de herfst.) |
Ellos/Ellas/Ustedes | Van + a + infinitivo | Ellas van a empezar una nueva rutina en enero. (Zij gaan beginnen met een nieuwe routine in januari.) |
Oefening 1: "Ir + a" + infinitivo
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingvais, va, voy, van, vas, vamos
1. Ellos ... a celebrar la Navidad en familia.
2. El tiempo ... a cambiar en invierno.
3. Yo ... a celebrar mi cumpleaños en enero.
4. En verano nosotros ... a viajar.
5. Tú ... a descansar en las vacaciones.
6. Vosotras ... a disfrutar del calor en julio.
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
Voy
|
(Ik ga) |
2.
Van
|
(Zij gaan) |
3.
Vas
|
(Jij gaat) |
4.
Vais
|
(Jullie gaan) |
5.
Vamos
|
(Gaan) |
6.
Va
|
(Zal) |