- Om bijvoeglijke naamwoorden te vormen van zelfstandige naamwoorden, voegen we achtervoegsels toe. Bijvoorbeeld: "ado/a" of "oso/a".
- De wortel kan iets veranderen. Bijvoorbeeld: "hielo" wordt "helado" .
Sustantivo | Adjetivo |
---|---|
El sol (De zon) | Soleado (Zonnig)/a |
La lluvia (De regen) | Lluvioso (Regenachtig)/a |
La nieve (De sneeuw) | Nevado (Besneeuwd)/a |
La nube (De wolk) | Nublado (Bewolkt)/a |
El viento (De wind) | Ventoso (Winderig)/a |
El granizo (De hagel) | Granizado (Sneeuwachtig)/a |
La sequía (De droogte) | Seco (Droog)/a |
La humedad (De vochtigheid) | Húmedo/a (Vochtig) |
El hielo (Het ijs) | Está helado (Het is ijskoud)/a |
Oefening 1: Adjetivos derivados de un sustantivo: "-ado/a, -oso/a, ..."
Instructie: Vul het juiste woord in.
húmedo, lluvioso, nublado, nevada, seco, soleado, helado
1.
La montaña está ... en invierno.
(De berg is besneeuwd in de winter.)
2.
El lago está ... y podemos patinar.
(Het meer is bevroren en we kunnen schaatsen.)
3.
El clima en la selva es muy ....
(Het klimaat in het oerwoud is erg vochtig.)
4.
Hoy está .... Hace buen tiempo.
(Vandaag is het zonnig. Het is mooi weer.)
5.
El suelo está .... Hay mucho calor en el verano.
(De grond is droog. Het is erg warm in de zomer.)
6.
El cielo está .... No hay sol.
(De hemel is bewolkt. Er is geen zon.)
7.
Ayer fue un día ... y gris.
(Gisteren was een regenachtige en grijze dag.)
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
seco
droog
2
helado
bevroren
3
nublado
bewolkt
4
soleado
zonnig