Gesprek
1. | Pedro: | ¡Hola, Ana! ¿Cómo estás? | (Hallo, Ana! Hoe gaat het met je?) Show |
2. | Ana: | ¡Hola, Pedro! Estoy bien, gracias. ¿Y tú? | (Hallo, Pedro! Met mij gaat het goed, dank je. En met jou?) Show |
3. | Pedro: | Muy bien. ¿Vuelves a casa? ¿En qué piso vives? | (Heel goed. Ga je naar huis? Op welke verdieping woon je?) Show |
4. | Ana: | Vivo en el cuarto piso. | (Ik woon op de vierde verdieping.) Show |
5. | Pedro: | Yo vivo en el tercer piso, pero quiero vivir en el décimo. | (Ik woon op de derde verdieping, maar ik wil op de tiende wonen.) Show |
6. | Ana: | ¿Por qué hay más luz en los pisos altos, como octavo o noveno? | (Waarom is er meer licht op de hogere verdiepingen, zoals de achtste of negende?) Show |
7. | Pedro: | Sí, el uno de septiembre, me mudo al séptimo. | (Ja, op één september verhuis ik naar de zevende.) Show |
8. | Ana: | ¡Yo también, pero al primer piso! Yo prefiero los pisos más bajos. | (Ik ook, maar naar de eerste verdieping! Ik geef de voorkeur aan de lagere verdiepingen.) Show |
9. | Pedro: | ¡Qué bien! ¡Nos vemos! | (Wat fijn! Tot ziens!) Show |
Oefening 1: Discussievragen
Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.
- ¿En qué piso vive Pedro?
- ¿En qué piso vive Ana?
- ¿En qué piso quiere vivir Pedro?
- ¿Cuándo se muda Ana?
Op welke verdieping woont Pedro?
Op welke verdieping woont Ana?
Op welke verdieping wil Pedro wonen?
Wanneer verhuist Ana?
Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af
Instructie: Vul het juiste woord in.
cuarto, décimo, séptimo, tercer, octavo, primer
1.
¡Yo también, pero al ... piso! Yo prefiero los pisos más bajos.
(Ik ook, maar naar de eerste verdieping! Ik geef de voorkeur aan lagere verdiepingen.)
2.
Vivo en el ... piso.
(Ik woon op de vierde verdieping.)
3.
Sí, el uno de septiembre, me mudo al ....
(Ja, op één september verhuis ik naar de zevende (verdieping).)
4.
Yo vivo en el ... piso, pero quiero vivir en el ....
(Ik woon op de derde verdieping, maar ik wil op de tiende wonen.)
5.
¿Por qué hay más luz en los pisos altos, como ... o noveno?
(Waarom is er meer licht op de hogere verdiepingen, zoals de achtste of negende?)
Oefening 3: Orden de tekst
Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.
4
...
Vivo en el cuarto piso.
(Ik woon op de vierde verdieping.)
2
...
¡Hola, Pedro! Estoy bien, gracias. ¿Y tú?
(Hallo, Pedro! Met mij gaat het goed, dank je. En met jou?)
5
...
Yo vivo en el tercer piso, pero quiero vivir en el décimo.
(Ik woon op de derde verdieping, maar ik wil op de tiende wonen.)
6
...
¿Por qué hay más luz en los pisos altos, como octavo o noveno?
(Waarom is er meer licht op de hogere verdiepingen, zoals de achtste of negende?)
9
9
¡Qué bien! ¡Nos vemos!
(Wat fijn! Tot ziens!)
8
...
¡Yo también, pero al primer piso! Yo prefiero los pisos más bajos.
(Ik ook, maar naar de eerste verdieping! Ik geef de voorkeur aan lagere verdiepingen.)
3
...
Muy bien. ¿Vuelves a casa? ¿En qué piso vives?
(Heel goed. Ga je naar huis? Op welke verdieping woon je?)
7
...
Sí, el uno de septiembre, me mudo al séptimo.
(Ja, op één september verhuis ik naar de zevende (verdieping).)
1
1
¡Hola, Ana! ¿Cómo estás?
(Hallo, Ana! Hoe gaat het met je?)