10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A2.42.1 Duurzaam vervoer? Kies verstandig!

Pedro en Ana discussiëren over duurzaam vervoer.

Diálogo: ¿Transporte sostenible? ¡Elige bien!

Pedro y Ana discuten sobre transporte sostenible.

A2.42.1 Duurzaam vervoer? Kies verstandig!

A2 Spaans

Niveau: A2

Module 6: Estilo de vida (Levensstijl)

Les 42: Transporte sostenible (Duurzaam vervoer)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio with translations
Audio with translations

Gesprek

1. Pedro: ¿Qué prefieres: montar en bici o usar el transporte público? (Vertaling laden...)
2. Ana: Prefiero la bici. Es más sostenible usarla. (Vertaling laden...)
3. Pedro: Yo también pero a veces elijo el transporte público. (Vertaling laden...)
4. Ana: Sí, eso depende. En la ciudad hay muchos carriles bici. (Vertaling laden...)
5. Pedro: Claro. También hay muchas zonas verdes para ir en bici. (Vertaling laden...)
6. Ana: ¿Qué consejo me darías? ¿Elegir la bici o el autobús hoy? (Vertaling laden...)
7. Pedro: Yo que tú preferiría montar en bici porque hace buen tiempo. (Vertaling laden...)
8. Ana: Es verdad pero elegir el autobús es más fácil. (Het is waar, maar de bus kiezen is makkelijker.)
9. Pedro: Sí, pero mi consejo es usar la bici en zonas verdes. Es muy bueno para tu salud. (Vertaling laden...)
10. Ana: Vale, ¡creo que montar en bici va a ser mi medio de transporte preferido ahora! (Vertaling laden...)

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Qué prefiere Pedro cuando hace buen tiempo?
  2. Wat verkiest Pedro als het mooi weer is?
  3. ¿En la opinión de Ana, dónde hay muchos carriles bici?
  4. Volgens Ana, waar zijn er veel fietspaden?
  5. ¿Qué consejo le da Pedro a Ana?
  6. Welk advies geeft Pedro aan Ana?
  7. ¿Tú prefieres montar en bici o usar el transporte público? ¿Por qué?
  8. Heb je liever fietsen of het openbaar vervoer? Waarom?
  9. ¿Qué medios de transporte sostenibles hay en tu ciudad?
  10. Welke duurzame vervoermiddelen zijn er in jouw stad?

Oefening 2: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
8
... Es verdad pero elegir el autobús es más fácil.
(Het is waar, maar de bus kiezen is makkelijker.)
6
... ¿Qué consejo me darías? ¿Elegir la bici o el autobús hoy?
(Welk advies zou je me geven? De fiets of de bus kiezen vandaag?)
5
... Claro. También hay muchas zonas verdes para ir en bici.
(Natuurlijk. Er zijn ook veel groene gebieden om te fietsen.)
9
... Sí, pero mi consejo es usar la bici en zonas verdes. Es muy bueno para tu salud.
(Ja, maar mijn advies is om de fiets te gebruiken in groene zones. Het is erg goed voor je gezondheid.)
1
1 ¿Qué prefieres: montar en bici o usar el transporte público?
(Wat heb je liever: fietsen of het openbaar vervoer gebruiken?)
4
... Sí, eso depende. En la ciudad hay muchos carriles bici.
(Ja, dat hangt ervan af. In de stad zijn er veel fietspaden.)
7
... Yo que tú preferiría montar en bici porque hace buen tiempo.
(Als ik jou was, zou ik liever met de fiets gaan omdat het mooi weer is.)
10
10 Vale, ¡creo que montar en bici va a ser mi medio de transporte preferido ahora!
(Oké, ik denk dat fietsen nu mijn favoriete vervoermiddel gaat worden!)
2
... Prefiero la bici. Es más sostenible usarla.
(Ik geef de voorkeur aan de fiets. Het is duurzamer om die te gebruiken.)
3
... Yo también pero a veces elijo el transporte público.
(Ik ook, maar soms kies ik voor het openbaar vervoer.)

Oefening 3: Kies het juiste woord

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

transporte público, zonas verdes, Elegir, sostenible, preferido, carriles bici, montar en bici, montar, consejo

1. Claro. También hay muchas ... para ir en bici.

Claro. También hay muchas zonas verdes para ir en bici.
(Natuurlijk. Er zijn ook veel groene gebieden om te fietsen.)

2. ¿Qué prefieres: ... o usar el transporte público?

¿Qué prefieres: montar en bici o usar el transporte público?
(Wat heb je liever: fietsen of het openbaar vervoer gebruiken?)

3. Vale, ¡creo que montar en bici va a ser mi medio de transporte ... ahora!

Vale, ¡creo que montar en bici va a ser mi medio de transporte preferido ahora!
(Oké, ik denk dat fietsen nu mijn favoriete vervoermiddel gaat worden!)

4. Yo que tú preferiría ... en bici porque hace buen tiempo.

Yo que tú preferiría montar en bici porque hace buen tiempo.
(Als ik jou was, zou ik liever met de fiets gaan omdat het mooi weer is.)

5. Yo también pero a veces elijo el ....

Yo también pero a veces elijo el transporte público.
(Ik ook, maar soms kies ik voor het openbaar vervoer.)

6. Sí, pero mi ... es usar la bici en zonas verdes. Es muy bueno para tu salud.

Sí, pero mi consejo es usar la bici en zonas verdes. Es muy bueno para tu salud.
(Ja, maar mijn advies is om de fiets te gebruiken in groene zones. Het is erg goed voor je gezondheid.)

7. Prefiero la bici. Es más ... usarla.

Prefiero la bici. Es más sostenible usarla.
(Ik geef de voorkeur aan de fiets. Het is duurzamer om die te gebruiken.)

8. Sí, eso depende. En la ciudad hay muchos ....

Sí, eso depende. En la ciudad hay muchos carriles bici.
(Ja, dat hangt ervan af. In de stad zijn er veel fietspaden.)

9. ¿Qué consejo me darías? ¿... la bici o el autobús hoy?

¿Qué consejo me darías? ¿Elegir la bici o el autobús hoy?
(Welk advies zou je me geven? De fiets of de bus kiezen vandaag?)

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Preferido
(Favoriete)
2. Transporte público
(Openbaar vervoer)
3. Carriles bici
(Fietspaden)
4. Consejo
(Advies)
5. Zonas verdes
(Groengebieden)
6. Montar en bici
(Fietsen)
7. Montar
(Fietsen)
8. Elegir
(Kiezen)