Gesprek
1. | Juán: | ¿Tienes tiempo esta noche? Quiero preparar una cena especial contigo. | (Heb je vanavond tijd? Ik wil een speciaal diner voor je klaarmaken.) Show |
2. | Luna: | ¡Qué buena idea! ¡Sí! Pero no tenemos nada en el frigo, necesitamos ir al Mercadona. | (Wat een goed idee! Ja! Maar we hebben niets in de koelkast, we moeten naar de Mercadona gaan.) Show |
3. | Juán: | Sí, en primero necesitamos hacer la lista de la compra. | (Ja, eerst moeten we de boodschappenlijst maken.) Show |
4. | Luna: | Vale, ¿Qué te apetece cocinar? Tengo el papel aquí, dime. | (Oké, wat wil je koken? Ik heb het papier hier, zeg het maar.) Show |
5. | Juán: | Sí, primero, quiero comprar carne para hacer algo rico. | (Ja, eerst wil ik vlees kopen om iets lekkers te maken.) Show |
6. | Luna: | Hm. ¿Prefieres pollo o pescado? A mí me gusta más el pescado. | (Hm. Heb je liever kip of vis? Ik houd meer van vis.) Show |
7. | Juán: | Vale, compramos pescado. ¿Y qué más necesitamos? | (Oké, we kopen vis. En wat hebben we nog meer nodig?) Show |
8. | Luna: | Podemos añadir verduras para hacer una ensalada fresca. | (We kunnen groenten toevoegen om een frisse salade te maken.) Show |
9. | Juán: | Perfecto. También quiero comprar un poco de zumo. | (Perfect. Ik wil ook wat sap kopen.) Show |
10. | Luna: | Sí, y no olvides el yogur para el postre. | (Ja, en vergeet de yoghurt niet voor het toetje.) Show |
11. | Juán: | ¿Vamos al mercado o al Mercadona? | (Gaan we naar de markt of naar Mercadona?) Show |
12. | Luna: | Vamos al mercado, pero dame un segundo, voy a buscar el carrito de compras. | (We gaan naar de markt, maar geef me een seconde, ik ga de winkelwagen zoeken.) Show |
13. | Juán: | Genial. Te espero afuera. | (Geweldig. Ik wacht buiten op je.) Show |
Oefening 1: Discussievragen
Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.
- ¿Qué productos compran para la cena?
- ¿Dónde prefieren hacer la compra?
- ¿Qué van a comprar para el postre?
- ¿Tú haces la compra solo o con alguien?
- ¿Qué comida te gusta preparar para una cena especial?
Welke producten kopen ze voor het diner?
Waar doen ze liever de boodschappen?
Wat gaan jullie kopen voor het toetje?
Doe jij de boodschappen alleen of met iemand anders?
Wat vind je leuk om klaar te maken voor een speciaal diner?
Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af
Instructie: Vul het juiste woord in.
verduras, carne, lista de la compra, necesitamos, pescado
1.
Hm. ¿Prefieres pollo o pescado? A mí me gusta más el ....
(Hm. Heb je liever kip of vis? Ik hou meer van vis.)
2.
Vale, compramos pescado. ¿Y qué más ...?
(Oké, we kopen vis. En wat hebben we nog meer nodig?)
3.
Sí, en primero necesitamos hacer la ....
(Ja, eerst moeten we de boodschappenlijst maken.)
4.
Sí, primero, quiero comprar ... para hacer algo rico.
(Ja, eerst wil ik vlees kopen om iets lekkers te maken.)
5.
Podemos añadir ... para hacer una ensalada fresca.
(We kunnen groenten toevoegen om een frisse salade te maken.)
Oefening 3: Orden de tekst
Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.
7
...
Vale, compramos pescado. ¿Y qué más necesitamos?
(Oké, we kopen vis. En wat hebben we nog meer nodig?)
11
...
¿Vamos al mercado o al Mercadona?
(Gaan we naar de markt of naar de Mercadona?)
6
...
Hm. ¿Prefieres pollo o pescado? A mí me gusta más el pescado.
(Hm. Heb je liever kip of vis? Ik hou meer van vis.)
8
...
Podemos añadir verduras para hacer una ensalada fresca.
(We kunnen groenten toevoegen om een frisse salade te maken.)
9
...
Perfecto. También quiero comprar un poco de zumo.
(Perfect. Ik wil ook wat sap kopen.)
4
...
Vale, ¿Qué te apetece cocinar? Tengo el papel aquí, dime.
(Oké, wat wil je koken? Ik heb het papier hier, zeg het maar.)
1
1
¿Tienes tiempo esta noche? Quiero preparar una cena especial contigo.
(Heb je vanavond tijd? Ik wil een speciaal diner voor je klaarmaken.)
2
...
¡Qué buena idea! ¡Sí! Pero no tenemos nada en el frigo, necesitamos ir al Mercadona.
(Wat een goed idee! Ja! Maar we hebben niets in de koelkast, we moeten naar de Mercadona gaan.)
13
13
Genial. Te espero afuera.
(Geweldig. Ik wacht buiten op je.)
12
...
Vamos al mercado, pero dame un segundo, voy a buscar el carrito de compras.
(We gaan naar de markt, maar geef me een seconde, ik ga de boodschappenwagen zoeken.)
5
...
Sí, primero, quiero comprar carne para hacer algo rico.
(Ja, eerst wil ik vlees kopen om iets lekkers te maken.)
10
...
Sí, y no olvides el yogur para el postre.
(Ja, en vergeet de yoghurt voor het toetje niet.)
3
...
Sí, en primero necesitamos hacer la lista de la compra.
(Ja, eerst moeten we de boodschappenlijst maken.)