10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A2.11.1 Ana en Pedro praten over de natuur

Ana en Pedro praten over de mooie en onaangename kanten van de natuur terwijl ze door het platteland wandelen.

Diálogo: Ana y Pedro hablan sobre la naturaleza

Ana y Pedro conversan sobre los lados bonitos y desagradables de la naturaleza mientras pasean por el campo.

A2.11.1 Ana en Pedro praten over de natuur

A2 Spaans

Niveau: A2

Module 2: Naturaleza y medio ambiente (Natuur en milieu)

Les 11: Los diferentes lados de la naturaleza (De verschillende kanten van de natuur)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio with translations
Audio with translations

Gesprek

1. Pedro: ¡Qué bonito está el campo hoy! (Wat is het mooi op het platteland vandaag!)
2. Ana: Sí, es muy natural todo. Me encanta la naturaleza. (Ja, alles is heel natuurlijk. Ik hou van de natuur.)
3. Pedro: A mí también me gusta mucho admirar la naturaleza. (Ik hou ook erg van de natuur bewonderen.)
4. Ana: Y el tiempo es agradable. (En het weer is aangenaam.)
5. Pedro: Mira esas flores. ¡Qué fascinantes son! (Kijk naar die bloemen. Wat fascinerend zijn ze!)
6. Ana: Sí, me gusta respirar el olor de los girasoles. (Ja, ik hou ervan de geur van zonnebloemen in te ademen.)
7. Pedro: ¡Pero qué desagradable es pasar por la granja de los cerdos! (Maar wat onaangenaam is het om langs de varkensboerderij te gaan!)
8. Ana: Sí, el olor es asqueroso. No me gusta pasar por ahí. (Ja, de geur is walgelijk. Ik loop daar niet graag langs.)
9. Pedro: A mí tampoco. ¡Pero qué interesante es pasear por el campo! (Mij ook niet. Maar wat interessant is het om door het veld te wandelen!)
10. Ana: Sí, es muy interesante porque puedes mirar la naturaleza. (Ja, het is heel interessant omdat je naar de natuur kunt kijken.)

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Dónde están Ana y Pedro?
  2. Waar zijn Ana en Pedro?
  3. ¿Qué flor ven en el camino?
  4. Welke bloem zien jullie langs de weg?
  5. ¿Por qué no les gusta pasar por la granja de los cerdos?
  6. Waarom vinden ze het niet leuk om langs de varkensboerderij te lopen?
  7. ¿Cuál es tu lugar favorito para admirar la naturaleza? ¿Por qué?
  8. Wat is jouw favoriete plek om van de natuur te genieten? Waarom?
  9. ¿Hay algo desagradable en la naturaleza para ti?
  10. Is er iets onaangenaams in de natuur voor jou?

Oefening 2: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
8
... Sí, el olor es asqueroso. No me gusta pasar por ahí.
(Ja, de geur is walgelijk. Ik hou er niet van om daar langs te gaan.)
2
... Sí, es muy natural todo. Me encanta la naturaleza.
(Ja, alles is heel natuurlijk. Ik hou van de natuur.)
4
... Y el tiempo es agradable.
(En het weer is aangenaam.)
5
... Mira esas flores. ¡Qué fascinantes son!
(Kijk naar die bloemen. Wat zijn ze fascinerend!)
1
1 ¡Qué bonito está el campo hoy!
(Wat is het veld mooi vandaag!)
3
... A mí también me gusta mucho admirar la naturaleza.
(Ik hou er ook erg van om de natuur te bewonderen.)
9
... A mí tampoco. ¡Pero qué interesante es pasear por el campo!
(Mij ook niet. Maar wat interessant is het om door het veld te wandelen!)
10
10 Sí, es muy interesante porque puedes mirar la naturaleza.
(Ja, het is heel interessant omdat je naar de natuur kunt kijken.)
6
... Sí, me gusta respirar el olor de los girasoles.
(Ja, ik hou ervan de geur van zonnebloemen in te ademen.)
7
... ¡Pero qué desagradable es pasar por la granja de los cerdos!
(Maar wat is het toch onaangenaam om langs de varkensboerderij te lopen!)

Oefening 3: Kies het juiste woord

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

natural, admirar, bonito, agradable, olor, desagradable, fascinantes, asqueroso, interesante

1. ¡Pero qué ... es pasar por la granja de los cerdos!

¡Pero qué desagradable es pasar por la granja de los cerdos!
(Maar wat is het toch onaangenaam om langs de varkensboerderij te lopen!)

2. Mira esas flores. ¡Qué ... son!

Mira esas flores. ¡Qué fascinantes son!
(Kijk naar die bloemen. Wat zijn ze fascinerend!)

3. Sí, me gusta respirar el ... de los girasoles.

Sí, me gusta respirar el olor de los girasoles.
(Ja, ik hou ervan de geur van zonnebloemen in te ademen.)

4. Sí, es muy ... porque puedes mirar la naturaleza.

Sí, es muy interesante porque puedes mirar la naturaleza.
(Ja, het is heel interessant omdat je naar de natuur kunt kijken.)

5. A mí también me gusta mucho ... la naturaleza.

A mí también me gusta mucho admirar la naturaleza.
(Ik hou er ook erg van om de natuur te bewonderen.)

6. ¡Qué ... está el campo hoy!

¡Qué bonito está el campo hoy!
(Wat is het veld mooi vandaag!)

7. Sí, es muy ... todo. Me encanta la naturaleza.

Sí, es muy natural todo. Me encanta la naturaleza.
(Ja, alles is heel natuurlijk. Ik hou van de natuur.)

8. Sí, el olor es .... No me gusta pasar por ahí.

Sí, el olor es asqueroso. No me gusta pasar por ahí.
(Ja, de geur is walgelijk. Ik hou er niet van om daar langs te gaan.)

9. Y el tiempo es ....

Y el tiempo es agradable.
(En het weer is aangenaam.)

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Asqueroso
(Vies)
2. Bonito
(Mooi)
3. Interesante
(Interessant)
4. Olor
(Geur)
5. Agradable
(Aangenaam)
6. Fascinantes
(Fascinerend)
7. Desagradable
(Onaangenaam)
8. Natural
(Natuurlijk)