Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Gesprek

1. Sergio: Mañana vamos a Montanejos, necesito comprar ropa nueva, no me apetece llevar esta que tengo. (Morgen gaan we naar Montanejos, ik moet nieuwe kleren kopen, ik heb geen zin om deze die ik heb te dragen.) Show
2. Pedro: Sí, yo también. Vamos a esta tienda, quiero una chaqueta y unas botas. (Ja, ik ook. Laten we naar deze winkel gaan, ik wil een jas en laarzen.) Show
3. Sergio: ¿Tienes ya pantalones cómodos para caminar? (Heb je al comfortabele broeken om in te lopen?) Show
4. Pedro: No, debo comprar unos y también una camiseta extra. (Nee, ik moet er een paar kopen en ook een extra shirt.) Show
5. Sergio: Yo también. Mira esta, voy a preguntar si tienen mi talla. (Ik ook. Kijk hier, ik ga vragen of ze mijn maat hebben.) Show
6. Pedro: Mira la etiqueta. Si no es M, puedes pedir otra. (Kijk naar het label. Als het geen M is, kun je een andere vragen.) Show
7. Sergio: A es M, perfecto. Y si no me gusta algo, lo puedo devolver, ¿no? (A is M, perfect. En als ik iets niet leuk vind, kan ik het dan terugbrengen, toch?) Show
8. Pedro: Claro, solo guarda el ticket. (Natuurlijk, bewaar gewoon het bonnetje.) Show
9. Sergio: También necesito guantes por si hace frío allí, estamos en febrero. (Ik heb ook handschoenen nodig voor het geval het daar koud is, het is tenslotte februari.) Show
10. Pedro: Uy, sí. Yo los tengo, pero puedo mirar un gorro bonito. (Oh, ja. Ik heb ze, maar ik kan naar een mooie muts kijken.) Show
11. Sergio: Vale, genial. Me encantan estos guantes amarillos pero voy a preguntar si lo tienen en gris. (Oké, geweldig. Ik ben dol op deze gele handschoenen, maar ik ga vragen of ze ze ook in het grijs hebben.) Show
12. Pedro: Vale, yo me voy a probar estos pantalones. ¿Nos vemos en la caja? (Oké, ik ga deze broek passen. Zien we elkaar bij de kassa?) Show
13. Sergio: Vale, me quedo a mirar un poco más. (Oké, ik blijf nog even rondkijken.) Show

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Qué ropa necesitan comprar los amigos?
  2. Welke kleding moeten de vrienden kopen?
  3. ¿Qué pueden hacer si no les gusta la ropa?
  4. Wat kunnen ze doen als ze de kleding niet leuk vinden?
  5. ¿Quién necesita comprar los guantes?
  6. Wie heeft er handschoenen nodig om te kopen?
  7. ¿Qué llevas tú para una excursión?
  8. Wat neem jij mee voor een excursie?
  9. ¿Te gusta comprar ropa en grupo o solo?
  10. Vind je het leuk om in een groep kleding te kopen of alleen?

Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

botas, camiseta, puedes, pantalones, llevar

1.
Sí, yo también. Vamos a esta tienda, quiero una chaqueta y unas ....
(Ja, ik ook. Laten we naar deze winkel gaan, ik wil een jas en laarzen.)
2.
¿Tienes ya ... cómodos para caminar?
(Heb je al comfortabele broek om te wandelen?)
3.
Mira la etiqueta. Si no es M, ... pedir otra.
(Kijk naar het label. Als het geen M is, kun je om een andere vragen.)
4.
No, debo comprar unos y también una ... extra.
(Nee, ik moet een paar kopen en ook een extra T-shirt.)
5.
Mañana vamos a Montanejos, necesito comprar ropa nueva, no me apetece ... esta que tengo.
(Morgen gaan we naar Montanejos, ik moet nieuwe kleding kopen, ik heb geen zin om deze te dragen die ik nu heb.)

Oefening 3: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
8
... Claro, solo guarda el ticket.
(Natuurlijk, bewaar gewoon het bonnetje.)
9
... También necesito guantes por si hace frío allí, estamos en febrero.
(Ik heb ook handschoenen nodig voor het geval het daar koud is, het is februari.)
12
... Vale, yo me voy a probar estos pantalones. ¿Nos vemos en la caja?
(Oké, ik ga deze broek passen. Zien we elkaar bij de kassa?)
7
... A es M, perfecto. Y si no me gusta algo, lo puedo devolver, ¿no?
(A is M, perfect. En als ik iets niet leuk vind, kan ik het dan terugbrengen?)
5
... Yo también. Mira esta, voy a preguntar si tienen mi talla.
(Ik ook. Kijk hier, ik ga vragen of ze mijn maat hebben.)
1
1 Mañana vamos a Montanejos, necesito comprar ropa nueva, no me apetece llevar esta que tengo.
(Morgen gaan we naar Montanejos, ik moet nieuwe kleding kopen, ik heb geen zin om deze te dragen die ik nu heb.)
2
... Sí, yo también. Vamos a esta tienda, quiero una chaqueta y unas botas.
(Ja, ik ook. Laten we naar deze winkel gaan, ik wil een jas en laarzen.)
11
... Vale, genial. Me encantan estos guantes amarillos pero voy a preguntar si lo tienen en gris.
(Oké, geweldig. Ik ben dol op deze gele handschoenen, maar ik ga vragen of ze ze ook in het grijs hebben.)
3
... ¿Tienes ya pantalones cómodos para caminar?
(Heb je al comfortabele broek om te wandelen?)
13
13 Vale, me quedo a mirar un poco más.
(Oké, ik blijf nog even rondkijken.)
10
... Uy, sí. Yo los tengo, pero puedo mirar un gorro bonito.
(Oei, ja. Ik heb ze, maar ik kan wel naar een leuke muts kijken.)
6
... Mira la etiqueta. Si no es M, puedes pedir otra.
(Kijk naar het label. Als het geen M is, kun je om een andere vragen.)
4
... No, debo comprar unos y también una camiseta extra.
(Nee, ik moet een paar kopen en ook een extra T-shirt.)