10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.10.4 Een Reis door Spanje en Zijn Klimaten

Ontdek de verschillende klimaatzones van Spanje. Leer hoe het weer in elke regio verandert.

Cultura: Un Viaje por España y Sus Climas

Descubre los diversos climas de España. Aprende cómo cambia el tiempo en cada región.

A1.10.4 Een Reis door Spanje en Zijn Klimaten

A1 Spaans Geografie Spanje

Niveau: A1

Module 2: De horas a estaciones (Van uren tot seizoenen)

Les 10: El clima y el tiempo (Het weer)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio with translations
Audio with translations

Lees- en luisteroefening

El clima en España es muy cambiante. En el norte, como Galicia y País Vasco, llueve mucho. El cielo está gris y con nubes. En el sur, en Andalucía o la Comunidad Valenciana, hace sol casi todo el año. En las montañas, como Los Pirineos, hay nieve. En las islas, como en Canarias, hace viento. Entonces, en España no siempre hace calor, como piensan algunos. El tiempo cambia según las estaciones del año y la región.

Vertaling

Het klimaat in Spanje is zeer veranderlijk. In het noorden, zoals Galicië en Baskenland, regent het veel. De lucht is grijs en bewolkt. In het zuiden, in Andalusië of de Valenciaanse Gemeenschap, schijnt de zon bijna het hele jaar door. In de bergen, zoals de Pyreneeën, is er sneeuw. Op de eilanden, zoals de Canarische Eilanden, waait het wind. Dus in Spanje is het niet altijd warm, zoals sommige mensen denken. Het weer verandert volgens de seizoenen van het jaar en de regio.

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Qué hay en Los Pirineos? A) Lluvia B) Sol C) Nieve
  2. Wat is er in de Pyreneeën? A) Regen B) Zon C) Sneeuw
  3. Verdadero/Falso: "En el sur hace sol."
  4. Waar/Niet waar: "In het zuiden schijnt de zon."
  5. ¿Qué tiempo te gusta más (sol, lluvia, calor, frío,...)?
  6. Welk weer vind je het leukst (zon, regen, warmte, kou,...)?
  7. ¿Cómo es el tiempo en tu país y en tu ciudad?
  8. Hoe is het weer in jouw land en in jouw stad?

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Tiempo
(Weer)
2. Nieve
(Sneeuw)
3. Cielo
(Lucht)
4. Clima
(Klimaat)
5. Viento
(Wind)
6. Calor
(Warm)
7. Sol
(Zon)
8. Llueve
(Het regent)