Volver (terugkeren) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Volver (terugkeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Volver - Vervoeging van Terugkeren in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Volver (terugkeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Pedir y dar direcciones. (Routebeschrijving vragen en geven)

Vervoeging van terugkeren in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) vuelvo ik keer terug
(tú) vuelves jij keert terug
(él/ella) vuelve hij/zij keert terug
(nosotros/nosotras) volvemos wij keren terug
(vosotros/vosotras) volvéis jullie keren terug
(ellos/ellas) vuelven zij keren terug

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo vuelvo al supermercado. Ik ga terug naar de supermarkt.
Tú vuelves con la lista de la compra. Jij komt terug met de boodschappenlijst.
Ella vuelve con las galletas. Zij komt terug met de koekjes.
Nosotros volvemos con el carrito de la compra. Wij komen terug met het winkelwagentje.
Vosotros volvéis al mercado por la carne. Jullie gaan terug naar de markt voor het vlees.
Ellos vuelven con la comida poco después. Zij komen kort daarna terug met het eten.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

vuelve, vuelvo, vuelves, volvemos, volvéis, vuelven

1.
Yo ... al supermercado.
(Ik ga terug naar de supermarkt.)
2.
Tú ... con la lista de la compra.
(Jij komt terug met de boodschappenlijst.)
3.
Ella ... con las galletas.
(Zij komt terug met de koekjes.)
4.
Nosotros ... con el carrito de la compra.
(Wij komen terug met het winkelwagentje.)
5.
Vosotros ... al mercado por la carne.
(Jullie gaan terug naar de markt voor het vlees.)
6.
Ellos ... con la comida poco después.
(Zij komen kort daarna terug met het eten.)