Llamar (bellen) - Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

 Llamar (bellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Llamar - Vervoeging van bellen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs (Pretérito imperfecto, indicativo).

Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Llamar (bellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Nostalgia del hogar (Heimwee)

Vervoeging van llamar in de Pretérito imperfecto

Spaans Nederlands
yo llamaba ik belde
tú llamabas jij belde
él/ella llamaba hij/zij belde
nosotros/nosotras llamábamos wij belden
vosotros/vosotras llamabais jullie bellenden
ellos/ellas llamaban zij belden

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo llamaba a la Cruz Roja. Ik belde het Rode Kruis.
Tú llamabas una ambulancia rápidamente. Jij belde snel een ambulance.
Él llamaba los bomberos en emergencias. Hij belde de brandweer in noodgevallen.
Nosotros llamábamos el teléfono de emergencia. Wij belden de alarmtelefoon.
Vosotras llamabais a la sala de urgencias. Jullie belden de spoedeisende hulp.
Ellos llamaban a la paramédica siempre. Zij belden altijd de paramedicus.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

llamaba, llamabais, llamaban, llamabas, llamábamos

1.
Nosotros ... el teléfono de emergencia.
(Wij belden de alarmtelefoon.)
2.
Él ... los bomberos en emergencias.
(Hij belde de brandweer in noodgevallen.)
3.
Tú ... una ambulancia rápidamente.
(Jij belde snel een ambulance.)
4.
Yo ... a la cruz roja.
(Ik belde het Rode Kruis.)
5.
Ellos ... a la paramédica siempre.
(Zij belden altijd de paramedicus.)
6.
Vosotras ... a la sala de urgencias.
(Jullie belden de spoedeisende hulp.)