10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Firmar (ondertekenen) - Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

 Firmar (ondertekenen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Firmar - Vervoeging van ondertekenen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs (Pretérito imperfecto, indicativo).

Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Firmar (ondertekenen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Entrevista de trabajo (Sollicitatiegesprek)

Vervoeging van ondertekenen in Pretérito imperfecto

Spaans Nederlands
yo firmaba ik ondertekende
tú firmabas jij ondertekende
él/ella firmaba hij/zij ondertekende
nosotros/nosotras firmábamos wij ondertekenden
vosotros/vosotras firmabais jullie ondertekenden
ellos/ellas firmaban zij ondertekenden

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo firmaba la carta cada vez que salía de la oficina. Ik ondertekende de brief elke keer dat ik het kantoor verliet.
Tú firmabas los documentos antes de enviarlos. Jij ondertekende de documenten voordat je ze verstuurde.
Él firmaba el contrato mientras ella lo revisaba. Hij ondertekende het contract terwijl zij het aan het controleren was.
Nosotros firmábamos los papeles en la mesa de la recepción. Wij ondertekenden de papieren aan de receptietafel.
Vosotros firmabais la petición para lo que pedíais. Jullie ondertekenden de petitie voor wat jullie vroegen.
Ellos firmaban el acuerdo después de haberlo discutido. Zij ondertekenden het akkoord nadat ze het hadden besproken.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

firmábamos, firmaban, firmabas, firmabais, firmaba

1.
Nosotros ... los papeles en la mesa de la recepción.
(Wij ondertekenden de papieren aan de receptietafel.)
2.
Ellos ... el acuerdo después de haberlo discutido.
(Zij ondertekenden het akkoord nadat ze het hadden besproken.)
3.
Tú ... los documentos antes de enviarlos.
(Jij ondertekende de documenten voordat je ze verstuurde.)
4.
Él ... el contrato mientras ella lo revisaba.
(Hij ondertekende het contract terwijl zij het aan het controleren was.)
5.
Vosotros ... la petición para lo que pedíais.
(Jullie ondertekenden de petitie voor wat jullie vroegen.)
6.
Yo ... la carta cada vez que salía de la oficina.
(Ik ondertekende de brief elke keer dat ik het kantoor verliet.)