Desear (wensen) - Condicional simple, indicativo (Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd, aantonende wijs)

 Desear (wensen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Desear - Vervoeging van Wensen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voorwaardelijke wijs, indicatief. (Condicional simple, indicativo).

Condicional simple, indicativo (Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Desear (wensen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Planes familiares (Gezinsplannen)

Vervoeging van wensen in de voorwaardelijke wijs

Spaans Nederlands
(yo) desearía ik zou wensen
(tú) desearías jij zou wensen
(él/ella) desearía hij/zij zou wensen
(nosotros/nosotras) desearíamos wij zouden wensen
(vosotros/vosotras) desearíais jullie zouden wensen
(ellos/ellas) desearían zij zouden wensen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo desearía viajar por el mundo algún día. Ik zou op een dag graag de wereld rondreizen.
Tú desearías tener una aventura emocionante. Je zou een spannende avontuur willen hebben.
Él desearía vivir en otro país el próximo año. Hij zou volgend jaar in een ander land willen wonen.
Nosotros desearíamos planificar nuestro futuro juntos. Wij zouden graag onze toekomst samen plannen.
Vosotros desearíais realizar ese plan tan especial. Jullie zouden dat heel speciale plan willen uitvoeren.
Ellos desearían soñar con lo desconocido siempre. Zij zouden altijd willen dromen over het onbekende.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

desearíamos, desearíais, desearía, desearían, desearías

1.
Yo ... viajar por el mundo algún día.
(Ik zou op een dag graag de wereld rondreizen.)
2.
Vosotros ... realizar ese plan tan especial.
(Jullie zouden dat heel speciale plan willen uitvoeren.)
3.
Él ... vivir en otro país el próximo año.
(Hij zou volgend jaar in een ander land willen wonen.)
4.
Nosotros ... planificar nuestro futuro juntos.
(Wij zouden graag onze toekomst samen plannen.)
5.
Tú ... tener una aventura emocionante.
(Je zou een spannende avontuur willen hebben.)
6.
Ellos ... soñar con lo desconocido siempre.
(Zij zouden altijd willen dromen over het onbekende.)